Toen in Nederland de marktzangerij
al zo goed als uitgestorven was en nog slechts wat liedventers langs de deuren
trokken om hun liedbriefjes te slijten en een enkeling nog de markten bezocht
om daar als standwerker liedboekjes te verkopen, beleefde ze in België
haar laatste (na)bloeiperiode. Daar waren de liedzangers op markten en kerkpleinen
nog graag geziene gasten en zat er nog volop muziek in hun liedhandel. Omdat
er in Nederland voor marktzangers geen emplooi meer was, trokken sommigen
van hen naar België en zo komt het, dat we tussen de bekende namen van
de laatste generatie Belgische marktzangers nogal wat Hollanders aantreffen.
Eén van hen is Hendrik Texier, beter gekend als 'de zot'. In
het voorjaar van 1981 vond ik in Mortsel zijn vrouw Philomeen van den Heuvel,
weduwe sinds 1978. Haar aanvankelijke angst voor de vreemde indringer verdween
al gauw, toen ze hoorde, waarvoor ik kwam.
'En ge zijt dat nu allemaal aan 't bijeendoen op ronde? Ge had 'n jaar of
drie daar eerder mee moeten beginnen. Tja, dat had mijne man moeten zien.
Daar zou hij fier op zijn geweest. Hij kreeg 't ervan aan zijn hart, denk
ik. Da's echt waar. Er heeft nooit meer iemand over hem geïnformeerd.
't Is goed, dat ge dat nu doet.'
Volgens Philomeen stamde Texier van een Joods-Portugese familie, die al lang
in Holland woonde. Hendrik (in de omgang Harrie en thuis ook wel Rik of Henri
genoemd) werd in 1905 in Veendam geboren. Zijn ouders waren van Stadskanaal.
In 1933 leerde hij in Hoogstraten 'op het H. Bloed' Philomeen kennen.
'Hij zong al van z'n zestiende jaar. Toen was hij al in België. Hij
is met een kameraad hier gekomen, niet met z'n ouders. Die zijn in Veendam
gestorven. Hij zong toen met een jongen, maar die ken ik niet. Ik ken hem
alleen maar van 1933. Weet ge, ik vroeg nooit nie uit. Hij zei dikwijls, dat
hij het vreemd vond, dat hij toen al zo lang in België was'.
Het blijft een onduidelijke periode in zijn leven, de tijd van vóór
1933. Philomeen, die in 1912 in Baarle-Nassau werd geboren, wist nog wel te
vertellen, dat hij getrouwd was geweest, maar dat hij niet kon scheiden van
zijn vrouw die in Holland zat. Bij Philomeen had Hendrik drie kinderen: Marie-Louise,
Jozef en Martinus. Vanwege de problemen rond de scheiding staan die niet op
zijn kaart in het bevolkingsregister vermeld. Philomeen beweert echter, dat
ze wel van hem zijn.
Omdat hij vreemdeling was, moest Texier elke twee jaar 400 franken betalen.
'Nee, Belg worden wilde hij niet. Hij is altijd Hollander gebleven en dat
wilde hij ook blijven, al zou hij er 1000 frang voor moeten betalen. Daarom
ben ik ook geen Hollandse geworden, toen we trouwden. Awel, ge denkt toch
niet, dat ik alle twee jaar ook 400 frang ga betalen om in mijn eigen land
te zijn. 't Hollands consulaat was kwaad, dat ik geen Nederlandse werd'.
Hendrik bleef graag naar Holland gaan. Bij de gedachte daaraan verzuchtte
Philomeen:
'Hij ging vaak naar Hulst en Breda. We hebben heel Holland afgereden, iets
verschrikkelijk; 't was altijd Holland. Ik zei vaak : Maar vao-vao toch, witte
gij nou toch helemaal niks als Holland?' Nee, zingen deed hij daar nooit;
hij ging daar echt voor zijn plezier. Vier jaar geleden (in 1977) heeft hij
een hele zware operatie gehad van vier uur. Tussen zijn miserie en zijn ellende
moest hij nog naar Holland. Hij kon toen bekant niet de trappen af. Toch reed
hij. Ja..., hij was Nederlander en hij bleef het'.
Dat was ook te merken aan de zangwijzen die hij gebruikte. Zijn lievelingsmelodie
bleef al die jaren 'Daar bij die molen'.
Vanaf ± 1921 zong
Texier op de markten en bleef dat doen tot in 1940. Toen stopte hij, omdat
de oorlog uitgebroken was.
'Hij heeft toen nog wel geposteerd (op straat gezongen) met Charles Eelen,
zijn compagnon. Deze Charles dronk graag en had geld nodig. Zodoende. Charles
speelde op de accordeon en hij had een toeter. Dan kwamen de mensen liedjes
kopen. Dat deed hij ook nog wel tijdens de winter in de oorlog. Hij heeft
gezongen tot 1946. Hij kreeg toen wat last van z'n keel en is opgehouden.
In de oorlogstijd is hij voortvluchtig geweest. Hij heeft van dat voortvluchtig
'ne kraok gekregen. Hij is toen in Oud-Turnhout geweest bij mijn moeder. En
's nachts veel uit bed, gaan vluchten, 'nen bronchitis opgedaan en daar had
hij veel last van. En toen zei hij : ,,Kom, ik stop er nou mee". Ook
al omdat Charles Eelen geen rappe was. Die sliep graag, die moesten we van
de tien keer negen keer uit zijn bed zetten. Toen is hij in de tandenkliniek
gegaan bij 'n Hollander. Daar heb ik ook gewerkt, in de tandenkliniek. Gaan
vragen, waar overal slechte tanden waren. Dat was goed. Ge weet wel, in Holland,
hè: tanden trekken en nieuwe d'r in. Wij waren gekleed lijk verpleegsters.'
Naast de markten deed Texier ook café-chantants. Volgens Philomeen
was hij een knappe artiest. Ze vond, dat hij te vroeg was geboren, anders
zou hij zeker op de T.V. zijn gekomen, zoals nu Willy Alberti. In de cafés
verdiende hij zo'n 200 fran-ken per avond. Dat was toen veel. Het schijnt,
dat men hem drie a vier jaar vooraf moest bespreken. Café-chantant
deed hij vooral op zaterdag, zondag en maandag. Een enkele keer, als het een
grote kermis was, ook wel op woensdag. In de cafés zong hij alleen
's avonds.
Op
een foto uit 1946 zien we hem samen met Charles Eelen in café 'Oud
Arsenaal' aan de Vogelmarkt in Antwerpen.
'Oud Arsenaal' bestaat
nog. De eigenaar is Hilaire Erauw en hij vertelde mij, dat zijn vader Texier
een sympathiek persoon vond. Hij kende hem goed, want in zijn café
zette Texier zijn batterij (grote trom etc.), als hij klaar was of pauze maakte.
Zijn eigengemaakte banjo had daar nog tot voor kort op de zolder gelegen.
Hij maakte inderdaad zelf zijn muziekinstrumenten.
'Daar had hij hout voor en banden en vellen moesten in 't water liggen
om strak te trekken. En hij maakte mandolines, allemaa/ met die dinges'.
Met die 'dinges' bedoelde Philomeen de duigen voor de buik van het instrument.
Een groot gedeelte
van de liedjes op zijn liedbriefjes maakte Hendrik Texier zelf. lk vond 125
door hem op briefjes uitgegeven liedjes, waarvan hij er in ieder geval 51
zelf gemaakt heeft. In sommige gevallen is het niet altijd duidelijk, of ze
door hem zijn gemaakt. Bij 51 liederen zette hij uitdrukkelijk: Woorden H.
Texier. Toch mogen we wel aannemen, dat ook liedjes, waarbij zijn naam niet
uitdrukkelijk vermeld staat, soms door hem zijn gemaakt. Ze zijn te herkennen
aan de stijl van dichten en de onderwerpen die ze behandelen. Bovendien komen
ze, voor zover ik heb kunnen nagaan, niet voor op liedblaadjes van andere
marktzangers. Daarom kunnen we wel zeggen, dat hij ruim de helft van de liedjes
die hij zong, zelf maakte. Zijn liedbladen bevatten meestal slechts enkele
nieuwe liedjes. De andere werden van vorige uitgaven overgenomen, zeker als
bleek, dat ze het goed deden. Zijn grote, meestal gevouwen liedbladen werden
gedrukt bij F. Casie, Scheldestraat 14 in Antwerpen. Op andere liedbladen
staat, heel uitzonderlijk, geen drukker vermeld. Volgens Philomeen werden
ook in Hasselt wel eens bladen gedrukt, maar tot nu toe heb ik die nog niet
gevonden.
'Hij had dagen, dat
hij drie liedjes maakte. Dan zei hij ,,Ge weet, stil hè, héél
stil!' En dan mocht ik niks zeggen. Hij kon dat zo rap en ik zeg : ,, Waar
haalde gij die woorden toch, jongen?' 'Ge weet, ge moet me gerust laoten',
zei hij. Ze werden allemaal gedrukt. Niet meteen, nee; hij schreef dat op
klad en na datum verbeterde hij ze, want het moest juist op de muziek uitkomen,
hè'.
Op de markten vroegen de mensen wel eens naar zijn liedjes, naar zijn eigen
liedjes. Dat vond hij bijzonder prettig. Hij begeleidde zich dan op zijn banjo,
zoals Boeren (zie Liederen en dansen) dat ook deed. Met deze Lou Boeren werkte
hij geruime tijd samen. Dat was in het begin van de dertiger jaren, van 1932
tot 1935. Toen Philomeen in Hoogstraten Texier voor 't eerst ontmoette, zong
hij daar al met Lou Boeren. Boeren was, net als Texier, een Nederlander, die
ook in Belgie op de markten was gaan zingen.
'ln het begin ging ik altijd mee, maar op 't lest niet meer. Ik ben nog meegeweest
met Betsie en Lou Boeren om liekes te verkopen. Lou Boeren was ook 'n komiek
en die twee bijeen, hè! In Hasselt kon de drukker niet bijhouden met
liedjes drukken toen ze samen zongen op de markt. Met de vijfhonderd moest
hij ze steeds bijbrengen. We konden ze niet eens vouwen. We deelden ze zo
uit, die grote plakkaten. En 'n volk! Dat was helemaal een ronde kring. Het
draaide op en om hen'.
Als hij samenwerkte met anderen, speelde hij de komiek. Dat was dan in Antwerpen.
Ze hielden zich rustig en beperkten zich tot begeleiden. Hij maakte de liedjes,
hij moest alles fantaseren, en hij moest zien dat hij adressen had, waar ze
naar toe konden. De anderen waren zijn knechten.
Op
de foto (op de Vogelmarkt te Antwerpen) zien we rechts, met de hoed, Charel
Laureys, die ook zelfstandig werkte en veel liedjes dichtte. In het repertoire
van Texier komen ze echter niet voor. Naast Charel Laureys zit zijn trouwste
begeleider Charles Eelen. Links van Charles Eelen zit Theo de Belder. Theo
was een blinde accordeonist die ook enkele liedjes dichtte. Ook die komen
niet voor op Texier's liedbriefjes. Hendrik Texier nam wel eens meer blinde
begeleiders mee op de markten om hen een paar franken te gunnen, want het
ging hem goed.
Charles Eelen had aanvankelijk
een eigen groep in Antwerpen. Toen de samenwerking met Boeren voorbij was
(Texier wilde naar Antwerpen, Boeren bleef in Limburg) verliet hij zijn eigen
groep en trok jarenlang met Texier op. Hij was enkele jaren jonger dan de
zot, want hij werd geboren in 1912, in Rosendael. Zijn vader, Eduard, zong
ook en nam zijn twee zonen al vroeg mee de markt op. Daar moest Charles zijn
vader, die annonceerde en zong, op de accordeon begeleiden. Volgens 'Dikke
Ward' en 'Klein Yvonneke' (standwerkers op de Vogelmarkt) maakte Charles zelf
ook liedjes. Ik heb echter nooit liedjes van hem gevonden.
Toen
de marktzangerij voorbij was, vertrok Charles Eelen naar Spanje, waar hij
aan de kust een frites-kraam opende om zijn vakantie vierende landgenoten
te gerieven. Hij overleed daar in 1973.
Met deze Charles Eelen, die ook enige tijd Hubert Geens begeleidde, werkte
Texier 10 jaar samen. Ze deden samen de markten en de cafe-chantants tijdens
de kermissen. In het café stonden ze dan met z'n tweeën op een
verhoog, gemaakt van schragen en planken met een doek erover. Meestal bleven
ze dan drie of vier dagen weg. Volgens Philomeen werden ze ontvangen als koningen:
best eten, schone tafels en mooie kamers.
Als 'de zot' zong Texier meest vrolijke liedjes. Die lagen hem goed en het
publiek genoot van zijn zotte fratsen.
'De naam 'het blad van de Zot' heeft hij zelf uitgevonden, omdat hij zo
komiek was. Daar moesten ze hard mee lachen. Hij had een witte pruik, een
zwarte, een buishoed, een pepiet (een pittelaar). Hij moest opvallen. Soms
was hij helemaal in het wit gekleed. Maar Charel niet, he. Die stond maar
gewoon in z'n kostuum. Overal waar ze kwamen zei men: 'Zeg, hedd'm al gezien,
d'n dieje? Ge wit dat wel, van de marktezot. 'Ja, 't was 'nen echte artiest.'
Naast de komische liedjes, die hij met veel show bracht, maakte en zong Texier
sentimentele en dramatische liedjes over schooiers, weeskindjes, moeders die
afscheid moesten nemen enz. Verder dichtte hij nogal wat liedjes over de oorlog
en de gevolgen daarvan, de inbreuk die hij maakte op het dagelijks leven.
Natuurlijk zou hij geen echte marktzanger zijn geweest, als hij geen moordliederen
vervaardigde of zong.
Een kindermoord te
Geel
Woorden van H. Texier
Wijze : Bij dien oude toren
1
Wat hoort men hier toch op deze aarde
Zooals nu in Geel is gebeurt
Zoo anders een rustig gemeente
Werd hier door een moord ook betreurd
Een moeder ook van lieve kinderen
Kreeg onverwacht ook in het hoofd
Om haar jongste kind te vermoorden
Die zij 't leven ook heeft beroofd
refrein
Door haar eigen moeder
Werd het kind vermoord
Waar moet dat nog heenen
Is zoo iets gehoord
Moet een kind 't bezuren
Welk leed een moeder heeft
Of zijn dat nu daden
Van een zonder geest
Des nachts was zij wakker
geworden
En stond uit haar bed ook reeds op
Haar man die dan ook mee ontwaakte
Vroeg haar wat zij had in haar kop
Zij wou toen ook drinken gaan geven
Aan 't kindje wat lekker ook sliep
Maar mogelijk was 't wakker geworden
En dat het om eten ook riep
Zoo is nu 't ontwaken
der moeder
Ontstaan in een groot moordtooneel
Maar dat ze er nu voor gaat boeten
Dat weet nog geen mensch ook in Geel
Alleen dat krankzinnige daden
Haar zoover heefi gebracht
En dat nu haar lieve kleine
Nu rusten mag stil in het graf
Drukk. F. C4SIE, Scheldestraat, 14, Antw. Tel. 786.21
'Hij heeft veel moordliederen gemaakt, van dat kindje dat ze hier gevonden
hebben op St. Anneke, een kindle van 9 jaar, van Calsteren en van die man
die in de kelder gemetseld zat, hier in Oelegem'.
De stof voor zijn liedjes
haalde hij uit de krant. Hij las alle dagen de gazet.
'Dikwijls zei hij dan 'Maakt die tafel eens schoon.' Ik zeg: 'Wat is het
nou weer?' Dan legde hij een groot vel op tafel en daar schreef hij met grote
letters op wie er vermoord was, wanneer en waar het gebeurd was en wie het
gedaan had. Als hij het lied klaar had, moest hij ermee naar het gemeentehuis,
want er moest toestemming gegeven worden. Als hij een foto had kunnen bemachtigen,
bond hij die, net als zijn vel papier met de gegevens, aan een grote paal,
die op zijn beurt weer aan stoel gebonden was. Op de markt begon hij altijd
eerst een redevoering te geven. De mensen luisterden dan goed en dan begon
hij te zingen. Tussen de coupletten gaf hij dan weer andere uitleg. Nee, de
moordliedjes zong hij nooit in 't café, daar zong hij kluchtliedjes
'.
En nogmaals vertelt Philomeen, dat ze bijzonder veel verkochten.
'We konden het met tweeën niet bijhouden, met liedjes verkopen, Betsie
en ik. We hadden tassen voor hangen om te kunnen pakken en teruggeven. We
verkochten de liedjes en zongen mee tussen het volk. Ja, op de Vogelmarkt
was het verschrikkelijk. Daar waren ooit veel marktkramers kwaad over, want
alle mensen stonden voor de kramen. Er stond wel ooit een haag van tien rijen.
Ja, 't was iets verschrikkelijks. Ik kan er zelf niet over uit '.
Behalve op de Vogelmarkt
zong Texier veel in Limburg, zoals op de grote markten van Lommel, Mol, Geel
en Bree. Verder kwam hij o.a. in Hasselt en Herenthals. Hij zong het liefst
in Limburg tijdens de kermissen. Daar betaalden ze beter dan in de provincie
Antwerpen, waar ze altijd korting wilden, als hij voor meerdere dagen zong.
Daar hield hij niet van. Hij had zijn vaste prijs.
'Als het pree was, trok hij naar de mijnen. Dat waren goede dagen. Dat
wisten wij allemaal, als het pree was. Dan moesten we erbij zijn, want die
mensen dronken graag. Dan ging hij daar staan tegen dat de mijn uit was, voordat
ze in de café gingen. De mensen die zongen allemaal de liedjes mee
op 't laatst. Ze vonden dat fijn. Ze vroegen er dikwijls zelf naar. Als hij
er nog niet geweest was, zeiden ze 'Waar blijft de zot?' Ja, er moeten nog
veel liedjes van hem onder de mensen zijn.'
Zoals de meeste marktzangers
verhuisde Texier nogal eens. In het begin woonde hij met Philomeen in de Provinciestraat
in Antwerpen, waar in '34 hun dochter werd geboren. Daarna woonden ze een
korte tijd in de Kroonstraat. Via de Kistemaekerstraat, waar in '38 een zoon
werd geboren, kwamen ze in de Deurnestraat terecht. Daar woonden ze 22 jaar,
van '48 tot '70. Gedurende zo'n 25 jaar vermaakte Hendrik Texier de mensen
in dorpen en steden. Hij deed hen lachen en huilen.
'Dan vertelde hij, dat er weer een moord gebeurd was en dat hij weer een
liedje had. Dan zong hij zijn liedje en dan was dat dikwijls zo triestig,
dat de mensen op de markt stonden te schreeuwen. Echt ! En anders kon hij
toch zo'n grimassen doen, iets verschrikkelijks'.
Dat Hendrik Texier door zijn dicht- en voordrachtkunst indruk heeft gemaakt
op velen die indertijd de markten en cafés bezochten, is zeker. Daarom
verdient hij het, dat zijn naam als marktzanger bewaard blijft, zodat wij
en anderen na ons, die geïnteresseerd zijn in de volkscultuur, hem blijven
kennen als een fijne man, een zanger en komiek in hart en nieren.
Het lied van de Zot.
Woorden H. Texier.
Ik heb een huis met een tuintje gehuurd.
Toen ik hier ook kwam
op de wereld
Zei mijn vader ras
Dat van mij hier veel kon geworden
Een echte kwast
Daarom heb ik nu ook dit stieltje
Ook zoo goed geleerd.
Maar ik heb mij daarvoor in mijn leven
Ook nooit gegeneerd.
Refrein
Ik ben een zot, dat weet ieder ook wel
Maar wat ik zeg, vrienden begrijpt het wel
Want u betaalt mijne heele zottigheid
En u geraakt uwe centen toch kwijt.
's Morgens zit ik vaak ook te denken
Waar ik henen moet.
Maar dan heb ik het rap gevonden
'k Weet ook alles goed,
Want heeft men ook pree opgetrokken
Op fabriek of mijn,
Daar ga ik dan zingen
En eenieder zingt met mij.
'Hij was doodeenvoudig. Hij wilde geen tam tam, geen bloemeke, niks, als hij stierf. Hij zei: 'Recht naar Ukkel en dan naar de begraafplaats.' Nee, de urn is niet bijgezet, uitgestrooid wilde hij worden, uitgestrooid in de natuur! Hij hield van de natuur. En daarmee kan ik nergens een bloemeke zetten. Daarom zet ik hier een bloemeke bij zijn portret.'
Weebosch, voorjaar 1985
Harrie Franken.
(Volksmuziekatelier, Jaarboek III 1985, blz. 44-56)