Aantekeningen rond het planten v.d. meiboom

Het meifeest, met als hoogtepunt het planten van de meiboom, is al erg oud. Het was een van de grootste feesten, die in geheel West-Europa werden gevierd. De meiboom komt voor bij alle Germaanse en Westslavische volkeren en is verder bekend in Frankrijk, Italië en Spanje. Overal was het een vruchtbaarheidsrite; de meibomen stelden de vegetatiegeest in boomgestalte voor. Het is het feest van het begin van de zomer, het feest van de groeikracht, het opengaan van de natuur. Bij de Germanen was een mythe bekend over twee reuzen die met elkaar vochten. De een was een vrolijke kerel, die de mensen blij maakte, de ander was een vervelende kerel, die de mensen deed rillen en beven. Vrouw Venus (de godin van de liefde) kwam tussenbeide en probeerde ze met elkaar te verzoenen, zodat ze elkaar enigszins konden verdragen. Ze probeerde hen duidelijk te maken, dat ze broers waren, van wie de één niet zonder de ander kon. Maar de twee bleven vechten met elkaar. Om beurten wonnen ze. Als de goede won, werd het zomer en juichten de mensen. Dan dansten en zongen ze en werden er meibomen geplant die hun vruchtbaar makende kracht moesten overbrengen op akker, vee en mens. Deze feesten hielden stand tot in onze eeuw.

In de middeleeuwen, waarin veel Germaanse feesten gekerstend werden, probeerde de kerk ook het meifeest te kerstenen. De boom zou het symbool zijn van Maria, door wie alle goeds en lieflijkheid in de wereld was gekomen. Vandaar ook dat de meimaand de Maria-maand is geworden. Ter ere van haar plantten de priesters geestelijke meibomen in de kerken, versierden de altaren met bloemen en bestrooiden de vloeren met groen. In wezen was het natuurlijk om de oude heidense gebruiken rond de meiboom te breken. Daar kwam nog bij dat het hoe langer hoe meer het gebruik werd dat er de gehele nacht liederlijk 'gezopen' werd. De oorspronkelijke (Germaanse) meifeesten hielden vooralsnog stand. Elk dorp of elke stad had wel zijn meigilde, een vereniging van jongelieden die de feestelijkheden rond het planten van de meiboom voorbereidden en organiseerden. Er werd een hoofdman gekozen, de zg. meigraaf. 's Avonds voor de eerste mei werden er meivuren ontstoken en in de nacht trok het meigilde uit, de jongens in het zondags pak, de meisjes in 't wit en met kransen op het hoofd en bloemen op de borst. Al het jong volk volgde de stoet. Dat noemde men 'meynachten'. De boom die men gebruikte was tot in de zeventiende eeuw een es, bij de Germanen een heilige boom. Daaraan kun je zien, dat het feest nog tot in die tijd z'n Germaanse oorsprong had behouden. Hoewel de bossen toen al goed beschermd werden, mochten de boeren op meiavond een es uit het bos halen. De boom werd in optocht vervoerd met een of meer versierde wagens, de zg. meiwagens. Op sommige plaatsen ging een bijzonder muziekcorps voor de meiwagen uit. De muzikanten waren jongens die op meifluitjes bliezen of op zelfgemaakte waldhoorns van wilgen- of elzenbast, 'nen 'blekken toeter' van elzenbast. De zelfgemaakte waldhoorns zijn te vergelijken met de Twentse midwinterhoorns. In Gemonde vertelde Marinus Versantvoort me: '...Es ze dè gezongen haon, begozze ze te blaoze, hè. Dè blaoze din ze op 'nen toeter, op 'nen blekken toeter, 'nen horn van elzehout. D'r wier op geblaoze lèk op 'n trompet. Ès de koei wir in de waai worre, dan konde d'n els ok blekke' . Blekken is het ontschorsen van een boomstam of een dikke tak. De bast die in brede repen van de boom werd losgehaald werd tot een trechtervormige toeter gedraaid, waardoor men kon trompetteren. In de kleinste opening stak men wel eens een platgeknepen korenstengel of zoiets. Je kreeg dan bij het blazen een schalmeiachtig geluid. Hier bij ons is het maken van meifluitjes nog lang gebleven, tot ongeveer het midden van de 20e eeuw. Bij het maken van die meifluitjes werden liedjes gezongen. Het loskloppen van de bast van een wilgen- of elzentakje gebeurde op de maat van een liedje als bijvoorbeeld:

Flötje, flötje afgaon.Wilde nie afgaon,
dan zal ik op uw köpke slaon.

Meester Panken (1819-1904) schreef nog op:

Siep, sap, siepe!
Wanneer bende riepe?
Te meie, te meie,
as de veugeltjes eiers leggen.
Dan komen de Hessen
met lange messen
die wilden 't katje 't oor afsnijen enz.

Met de Hessen worden de heksen bedoeld, de boze geesten die het meifeest konden bederven. Om die weg te jagen werd er op fluitjes gefloten en op de waldhoorns geblazen, zoals dat ook in de oudejaarsnacht gebeurde. Het meifeest wordt daarom ook wel eens als een verlaat nieuwjaarsfeest gezien. De kerstboom was oorspronkelijk ook een meiboom, geplant op het midwinterfeest. Ook de Palmpasen zijn eigenlijk kleine meiboompjes. In de dorpen werd de meiboom op het dorpsplein geplant, tussen de kerk en de herberg. Het was een hele boom, met kleurige linten versierd en met kransen en kroontjes omhangen, waartussen groene takjes (hulst of palm) en bloemen werden gestoken. Bij het aanbreken van de dag, dus in alle vroegte, ging de hoofdman van het meigilde (de meigraaf) met een krans op het hoofd voor de meiboom staan. De meisjes stonden hand in hand in een kring rond de boom en zongen een meilied. De meigraaf gooide dan zijn groene kroon naar het meisje dat hij het liefste vond en die werd dan tot meigravin (meikoningin) gekroond. Het Vlaamse kinderrondedansliedje herinnert nog aan dit gebruik:

'k Heb een meiken in mijn hand,
Aan wie zal ik hem geven?
Aan deze juffrouw nevens mij
Zal ik hem presenteren.
Juffrouw dans, juffrouw dans,
Juffrouw neem het meiken aan.

Ook voor kloosters en abdijen werden meibomen geplant. Men hoopte dan op een beloning in de vorm van kloosterbier of eten. Wat voor liederen er door onze heidense voorouders gezongen zijn weten we niet, maar uit de middeleeuwen zijn verschillende meiliederen bewaard gebleven. Deze liederen werden dansend gezongen. Iedereen, tot de hoge bestuurders toe, nam deel aan de feestelijkheden rond het planten van de meiboom, wat met veel plechtigheid geschiedde. Met rondedansen en zangen werd het feest om de meiboom gevierd. De meigraaf en de meigravin naast de meiboom vormden het middelpunt. Daarna werd er nog op de vrolijke klanken van muzikanten rond de meiboom gedanst en gesprongen. Omdat de meiboom niet alleen een vreugdeteken wegens de terugkeer van de zomer was, maar ook het symbool van de liefde, zoals je hiervoor al hebt kunnen merken, plantten verliefde jongens ook wel een meiboom voor het venster van hun geliefde. Denk maar aan het liedje:

Schoon lief, hoe ligt ghij hier en slaept
In uwen eersten drome?
Wilt opstaen en den mey ontfaen,
Hij staet hier al so schoone.

of aan:

Schoon lieveke, waar waarde gij de eerste meiennacht,
Dat gij mij gene mei en bracht?
De eerste meiennacht, schoon lief, toen was ik ziek,
Schoon lieveke, ik kon er van mijn beddeke niet.

Schoon lieveke, waar waarde gij de tweede meiennacht,
Dat gij mij gene mei en bracht?
De tweede meiennacht, schoon lief, zocht ik een eglantier,
Schoon lieveke , sta op en uwe mei is hier.

'k En sta er toch voorwaar voor uwe schone mei niet op,
En zal er mijn venster niet ontsluiten.
Uw mei die komt te laat, plant vrij hem op de straat.
Schoon lieveke, plant uwe mei daarbuiten.

In de steden werden zelfs stadsmuzikanten gehuurd om een serenade te brengen voor de vensters van de meisjes. In de dorpen ontstond nog een ander gebruik. Tot in deze eeuw klommen daar de vrijers op het dak van alle huizen en plantten er zoveel groene meien als er meisjes woonden. Als er meisjes bij waren die niet goed opgepast hadden, kregen ze een dorre tak op het huis. Een kersentak betekende: Hier woont een meisje, waar iedereen wel eens aan plukt. Het meisje dat haar vrijer voor de gek had gehouden kreeg en strooien pop op haar dak, een deugdzaam meisje een berkentak enz. Op sommige plaatsen werden er ook meitakken aan de deur gehangen (tot 1836 nog in Brabant). Volgens een mededeling in 'Ons Volksleven' was het rond 1900 in de Kempen nog overal een gebruik, dat de meisjes een sparrenboom versierden met bloemen en gekleurd papier, linten en kronen (zoals die nog wel worden geplaatst bij een gouden bruiloft vanaf het huis van het bruidspaar tot bij de kerk). Op de meiavond werd hij onder 't afvuren van geweren voor het beeld van O.L.Vrouw geplaatst. Doordat na de reformatie de predikanten (en later ook de katholieke geestelijken) voortdurend optraden tegen de feestelijkheden, is het gebruik van het planten van de meiboom langzaam wegge-ebd en daarmee een feest dat voor velen een hoogtepunt in het jaar was.

De Kempische Volksdansers en het Kempisch Volksorkest zijn op instigatie van de Stichting Kempische Muziek en Dans in 1993 weer begonnen met het planten van de meiboom. Daarbij werden verschillende dansen uitgevoerd, waaronder een lintendans. Tijdens deze lintendans worden al dansend rode en witte linten in en uit elkaar gevlochten. Deze moeilijke, maar indrukwekkende dans werd rond de meiboom tussen kerk en kroeg gedanst. Dansers uit Netersel, Antwerpen en de Belgische Noorderkempen kwamen meedansen rond meiboom en meikoningin. De boom werd door de betreffende gemeente ter beschikking gesteld.

Weebosch, 12 april 1996
Harrie Franken

© Liedarchief Weebosch-Bergeijk