Gust
Molenberghs, harmonicabouwer
In
het Belgische Dessel was ik onlangs op bezoek bij August Molenberghs. Gust is
harmonicaspeler/harmonicabouwer. In een oude stacaravan achter in zijn tuin stemt
en repareert hij niet alleen accordeons, maar bouwt hij ook zijn eigen harmonica's
(1). Zijn vrouw wijst me de weg en zegt met een vriendelijkheid waarin toch
wat triests doorklinkt: 'Daor wônt 'm, sè'. Als ik binnen kom, speelt hij juist
een schottish, het instrument stevig tussen kin en knie geklemd. De typische klank
van de harmonica, een tienbasser, vult de warme ruimte van 'zijnen atelier' op
deze koude decemberdag. Terwijl Gust z'n melodie ten einde speelt, komt zijn hondje
langzaam overeind om me een goeiendag toe te kwispelen. Z'n onafscheidelijk stompje
sigaret blijft in z'n mond als hij me vanonder zijn klak welkom heet. De werkruimte
is klein, maar efficiënt ingericht. Op de werktafel tegen de zijwand liggen gedeelten
van harmonica's, mallen, matrijzen voor het stansen van de lepels en allerlei,
veelal zelf bedachte gereedschappen. Op de eigengemaakte stemtafel vol hulpstukken,
mesjes en andere kleinere gereedschappen staat nog een blok, waarvan de tongen
op juiste hoogte moeten worden gebracht. Aanvankelijk maakt Gust een wat matte
indruk, maar zijn ogen worden levendiger, als ik over zijn instrumenten begin
en al gauw vertelt hij over vroegere jaren, over zijn werk en over zijn eveneens
harmonica spelende vader en broers. Gust werd in 1918 geboren, in Dessel. Toen
hij zo'n 13 jaar oud was, leerde hij van zijn in 1972 overleden vader Jan Molenberghs
op de lepelbasser spelen. Vader had zijn instrument gekocht bij Peer van Rotem
in Mol, Gust en zijn broers kochten het bij Sjef Caers in Mol-Ezaert. De Molenberghs
waren snel vaardig op hun instrument en na enige tijd speelden Gust en broer Frans
dansmuziek op kermissen in de buurt. Toen Gust trouwde, is hij ermee gestopt.
Zijn broers Frans en Louis hebben nog jaren op de kermissen gespeeld. Bij Gust
viel er toen een grote pauze in zijn leven als muzikant; tientallen jaren speelde
hij niet meer om pas bij zijn vervroegd pensioen op 60-jarige leeftijd zijn tienbasser
weer voor de dag te halen. Samen met zijn broers en Charel Jacobs (beter gekend
als 'Charel van den drukker'), bij wie ik in de jaren '70 al oude dansen had opgetekend
(2), haalden ze de oude dansen weer op. Regelmatig kwamen ze bij elkaar, genietend
van de muziek uit hun jeugdjaren en de herinneringen uit hun tijd als muzikant.
Het spelen bleef niet beperkt tot de huiskamer en weldra
trad het gezelschap 'Gutcharlowies' binnen en buiten de eigen streek op. Omdat
Vught (waar harmonicabouwer Cees Eekels (3)
woonde te ver bleek voor kleine reparaties en ook omdat de instrumenten niet zo
lang gemist konden worden, is Gust begonnen met zelf kleine mankementen te verhelpen.
Zijn vak als 'technieker' kwam hem daarbij uiteraard goed van pas. Op zeker moment
(Het moet in '81/'82 geweest zijn) verraste hij zijn vrienden tijdens een repetitie
met een eigengebouwde tienbasser en vanaf dat moment heeft de bouwdrift hem niet
meer losgelaten. In de jaren '83/'84 bouwde hij 3 stuks voor zijn broers in het
gezelschap. Daarna kwamen er stilaan bestellingen, zodat hij nu kan bogen op zo'n
8 eigengemaakte harmonica's, waarvan er o.a. één ging naar Mechelen bij Brussel,
één naar Tilburg (een drie-rijer) en één naar Milleghem. De stemmingen van de
instrumenten zijn verschillend, afhankelijk van de wensen van de muzikanten die
ze gingen bespelen. Als technieker met een grote inventiviteit maakt hij alles
zelf, alleen de tongen (de 'muziek') en de roosters waar de tongen op liggen,
bestelt hij bij Henk Vos in Eindhoven, een oud en vertrouwd adres voor alles wat
met accordeon heeft te maken of hij gebruikt tongen van oudere instrumenten. Niet
dat hij de tongen niet zelf maken kan, maar het neemt erg veel tijd in beslag
en de instrumenten zouden dan te duur worden. De tongen voor kleine reparaties
maakt hij wel zelf, uit Zweeds verenstaal. De instrumenten worden afgewerkt met
fineer en inlegwerk.
Trots neemt hij een instrument op zijn knie. Het is buiten al donker. Het hondje
dat zijn baas hoopvol aankeek, toen hij opstond, gaat weer liggen in het besef,
dat hij nog niet naar buiten mag. Gust zuigt lucht in de balg van zijn instrument
en speelt een wals die hij van zijn vader leerde. Zijn stevige vingers drukken
resoluut op de knoppen. De tongen van de zware grondbassen ondersteunen ver uitslaand
de sierlijke walsmelodie. De glitters van het inlegwerk schitteren wisselend bij
het trekken en duwen. Zijn klak overschaduwt zijn gezicht, maar ik zie nog net
hoe hij me aankijkt en er een lach trekt om zijn mond. Op de zijkant van zijn
harmonica prijkt: 'August Molenberghs, Dessel'.
1) De harmonica wordt in onze streek ook wel lepelbasser
of tienbasser genoemd. Het is een diatonische accordeon, waarbij de extra
halve tonen ontbreken. Het instrument geeft bij duwen andere tonen dan bij trekken.
Zie voor meer informatie Liederen en dansen uit de Kempen, 43 ev. [terug]
2) Zie Liederen en dansen uit de Kempen, blz 47 en verder
vanaf blz. 437. [terug]
3) Zie Liederen en dansen uit de Kempen, blz 43 ev. [terug]
Harrie Franken
(Kroniek van de Kempen, deel 12, Hapert/Eindhoven 1993, blz. 75-76)
© Liedarchief
Weebosch-Bergeijk