Cecilia der Kempen


tekst: Jan Naaijkens muziek: Harrie Franken



1
‘t was in de maand november
men vierde om het meest
in kerk en kroeg en klooster
cecilia’s eigen feest
alom klonken de zangen
de maged hoorde ‘t aan
en is toen moe van ‘t dwalen
een herberg ingegaan

refrein

thans eren wij deez’ maged
deez’ uitverkoren bruid
mee klank van bas en vedel
mee heerlijk stemgeluid

2
ach lieden, sprak de maged
kijk eens naar mijnen hals
ik kan niet langer zingen
het klinkt zo schor zo vals
de koster is gekomen
hij zag het wrede zweerd
hij trok het uit heur halske
zeer zacht maar onverveerd

3
zet u thans hier aan tafel
riep ieder om het meest
wij vieren u ter ere
vandaag uw eigen feest
zij zette zich aan tafel
at worstebrood en zult
en toen wier gans de kempen
van heur gezang vervuld

4
ze zong mee klare stemme
vol hemelse muziek
het klonk langs hoge luchten
tot ver in d’n belgiek
welzalig ‘t volk der kempen
dat zingt mee held’re wijs
als voorsmaak en belofte
van ‘t eeuwig paradijs

5
cecilia ging verder
waarheen dat weet men niet
maar nog speelt hier heur glimlach
doorheen zo menig lied.
van eeuwigheid tot amen
blijft zij door ons geëerd
slechts één vraag is gebleven
wie heeft dat wrede zweerd

© Liedarchief Weebosch-Bergeijk