Ach vader ben ik er niet lustig gekleed
[Arch. nr. L1578-01]



1
ach vader ben ik er niet lustig gekleed
en al op mijn zwitsers karwansel
och vader heb ik niet 'ne mooie pettelèèr aon
en is er niet ene kleppelèèr aon
mijn kleppel
mijn pettel
elkandel eens weet
en ach vader ben ik er niet lustig gekleed
en al op mijn zwitsers karwansel

2
och vader heb ik niet 'ne mooie boordelèèr aon
en is er niet ene dasselèèr om
mijn dassel
mijn boordel
mijn kleppel
mijn pettel
elkandel eens weet
en ach vader ben ik er niet lustig gekleed
en al op mijn zwitsers karwansel

3
och vader heb ik niet 'ne mooie vestelèèr aon
en zijn er geen mooie knopelèèrs aon
mijn knopel
mijn vestel
mijn dassel
mijn boordel
mijn kleppel
mijn pettel
elkandel eens weet
en ach vader ben ik er niet lustig gekleed
en al op mijn zwitsers karwansel

zo volgen nog:

4
och vader heb ik niet een mooie jasselèèr aon
en is daar geen mooie slippelèèr in

5
och vader heb ik er geen mooie broekelèèr aon
en zijn daar gene pijpelèèrs aon

6
och vader heb ik er geen mooie kouselèèrs aon
en zijn daar gene boordelèèrs aon

7
och vader heb ik er geen mooie klompelèèrs aon
en zijn daar gene teutelèèrs aon

De laatste strofe gaat dan als volgt:

och vader heb ik er geen mooie klompelèèrs aon
en zijn daar gene teutelèèrs aon
mijn teutel
mijn klompel
mijn boordel
mijn kousel
mijn pijpel
mijn broekel
mijn slippel
mijn jassel
mijn knopel
mijn vestel
mijn dassel
mijn boordel
mijn kleppel
mijn pettel
elkandel eens weet
en ach vader ben ik er niet lustig gekleed
al op mijn zwitsers karwansel

Dit stapellied werd me in 1982 voorgezongen door Johanna van Sundert-van Halteren.Volgens haar was het de kunst om de hele stapeling in één adem te zingen. De gestapelde delen worden allemaal gezongen op de wijze van de eerste twee delen mijn kleppel mijn pettel. Ik wil nog even opmerken dat het lied begint met de twee afsluitende regels van de strofen.

Het lied zou een eenvoudige vertaling kunnen zijn van een Zwitsers lied, maar ik denk eerder dat het een soort parodie is op zo'n Zwitsers lied. In het Duitse taalgebied bestaan ook zulke 'Zwitserse' liedjes. Ik denk aan b.v. Der Schweizermann (Mathias Till; Luxemburgische Volkslieder, Luxemburg 1936, blz. 60), waarin eveneens telkens kledingstukken en hun onderdelen voorkomen. Ik laat het hier volgen.

1
Der Schweizermann hat schöne Büxli an,
hat auch schöne Knäpperli,
Potäpperli, Potireli, Potareli, oho!
Schöne Madam! Merci, Monsieur!
O, oho!
Schöne Madam! Verliebter Monsieur!


2
Der Schweizermann hat schöne Strümpfli an,
hat auch schöne Streiferli,
Potäpperli, Potireli, Potareli, oho!
Schöne Madam! Merci, Monsieur!
O, oho!
Schöne Madam! Verliebter Monsieur!


3
Der Schweizermann hat schöne Stieflein an,
hat auch schöne Schnüreli,
Potäpperli, Potireli, Potareli, oho!
Schöne Madam! Merci, Monsieur!
O, oho!
Schöne Madam! Verliebter Monsieur!


4
Der Schweizermann hat schönes Röckchen an,
hat auch schöne Fräncheli,
Potäpperli, Potireli, Potareli, oho!
Schöne Madam! Merci, Monsieur!
O, oho!
Schöne Madam! Verliebter Monsieur!


5
Der Schweizermann hat schöne Hütchen an,
hat auch schöne Bändeli,
Potäpperli, Potireli, Potareli, oho!
Schöne Madam! Merci, Monsieur!
O, oho!
Schöne Madam! Verliebter Monsieur!



Voor aanvullingen, aan- of opmerkingen info@volksliedarchief.nl

© Harrie Franken Liedarchief Weebosch-Bergeijk