Daar ging een man zeer ver van huis
[Arch. nr. L1339-02]



1
daar ging een man zeer ver van huis
in geen zes zeven jaren kwam hij thuis
en die zes zeven jaren die duurden zo lange
en dat hij naar zijn huisvrouwke begon te verlangen

2
en die zes zeven jaren waren om
dat hij weer naar zijn huisvrouwke toe kon
goeiendag goeiendag mijne huisvrouw allenig
en waar is uwe dochter omdat gij zijt zo allenig

3
mijne dochter die is ernstig ziek
vanaf haar slaapkamer komt zij niet
zij heeft er voorwaar een klein kindje ontvangen
en zij weet er niet eens van een jongmanne

4
de man die is naar boven gegaan
sprak: dochterke wat hedde gij gedaan
en wat zijde gij hier dan zo allenig
en waar is er jouw kindje dan gebleven

5
o vader 't is hier geen kinderbed
't is heel iets anders wat mij belet
die kwaaie stiefmoeder die heeft mij gegeven
enen appel en die kost mijn jonk leven

6
diejen appel die was zo wonderschoon
aan den enen kant geel en aan den anderen kant rood
diejen appel en die smaakte mij zo zoetjes
en ik heb nu pijn vanaf mijn handen tot aan mijn voeten

7
och vadertje lief doet raad voor mij
breng al mijn vrienden dan bij mij
en laat mijn jonk hartje open snijden
ja aan allebei de kanten ja aan allebei de zijden

8
den eerste snee die den dokter deed
liet het meisje opeens enen harden schreet
wat zat er in haar jonk hartje gevangen
't waren zeven jonge padden en zeven jonge slangen

Opname: Raamsdonkveer, Jacoba Schipperen-van Severs, maart 1983

Jacoba vertelde me, dat ze het liedje leerde onder het peeën dunnen, zo'n 66 jaar geleden. Het lied is niet helemaal compleet. De Ossendrechtse versie, die ik hieronder laat volgen telt 10 strofen en verhaalt nog over de straf die de stiefmoeder ondergaat. In Kroniek van De Kempen, deel 1 (blz. 104) gaf ik al een voorbeeld van dit lied, in 1977 te Woensel aan mij voorgezongen door Dien de Been. Daar ook gaf ik uitvoerige achtergrondinformatie bij het lied.



Daar was enen heer
[Arch. nr. L1339-01]



1
daar was enen heer ging zo ver van huis
binnen zes zeven jaar komt hij niet thuis
|: die zes zeven jaren die duurden er zo lange
ja zodat er zijne huisvrouw begon te verlangen :|

2
die zes zeven jaren die waren om
keerde die heer zich wederom
|: hij sprak: huisvrouw huisvrouw er allene
zeg waar is er onze jongste dochter hene :|

3
onze jongste dochter en zij is ziek
van haar slaapkamer en daar komt zij niet
|: zij moet daar een klein zoontje ontvangen
en ze weet er van geen vader of van een jonkmanne :|

4
de heer die toen naar boven ging
ja de kamerdeur die hij openstiet
|: goeiendag goeiendag mijne dochter de kleine
mag ik er eens zien jouw kindje de kleine :|

5
ach vaderlief 't is geen kinderbed
't is heel wat anders dat er aan mij let
|: die kwaaie stiefmoeder die heeft mij vergeven
en dat zal hier kosten ja mijn teer jong leven :|

6
met enen appel al zo zoet
aan den ene kant rood aan den andere kant geel
|: die appel die smaakte mij er zo zoete
ja zodat ervan zwelden ja mijne handen en voeten :|

7
ach vader doet de wil eens van mij
roep al mijn vrienden eens tot mij
|: dan zal ik mijn jonk hartje eens open laten snijden
ja tot in de fleur van allebei mijne zijden :|

8
den eerste snee die de barrabas dee
sneed hij een zwarte pad in twee
|: daarbij nog zeven jonge slangen
en die zaten aan het meisje haar hartje gevangen :|

9
de heer die nam zijn huisvrouw bij de hand
en hij ging er eens wandelen aan den overkant
|: huisvrouw huisvrouw en ge hebt nou maar te kiezen
ja dien hoogste boom of uw hoofd verliezen :|

10
manlief manlief als ik sterven moet
neemt dan het blanke zwaard en die snijdt zo zoet
|: die hoogste boom en draagt zoveel linde
ja dan is het een schande voor alle mijne vrienden :|

Opname: Ossendrecht, mevr. Heynen-Devitter, via Aaike Jordans

© Harrie Franken Liedarchief Weebosch-Bergeijk