De calvinist [Arch. nr. L1396-01]



1
komt vrienden komt luistert eens naar mijn lied
al wat er te Rotterdam al is geschied
van ene calvinist
zijne moeder niet te mis
zo vrijde hij daar een katholieke meid
|: beloofde haar te geven
genoeg om van te leven
als het haar behaagt :|

2
hij sprak er: overschone maagd
hoe dikwijls en menigmaal heb ik bij u geklaagd
dat gij zijt rooms gezind
zijt gij zo verblind
kom wil er mijn reden en wil mij verstaan
|: ik wil met u gaan paren
en wil uw ziel bewaren
en 't rooms geloof afgaan :|

3
deez' dochter antwoordde met een billijk aanschijn
zeg mij is uw geloof dan beter als het mijn
zeg mij hiervan bescheid
zo zal ik zijn gereed
al om uwentwil omdat gij mij altijd kwelt
|: want Jezus hoog verheven
en 't kan niet anders wezen
die heeft het ingesteld :|

4
terwijl hij het brood brak en deze woorden sprak:
komt eet dit is mijn vlees komt drinkt dit is mijn bloed
-
-
|: wie deze wijn zal drinken
zijn ziel zal eeuwig blinken
want dit is mijn bloed :|

5
en deze calvinist zo stil gelijk een lam
vol droefheid en getraan bij zijne moeder kwam
ach moeder geef mij raad
of ik word despiraat
dan is er het leven met mij gedaan
|: met deze laat mij even
ik wil mij gaan bekeren
en het rooms geloof aangaan :|

6
deez' moeder dan die sprak er zulke woorden fel:
dan wens ik u de duivels al uit de hel
die beide benen brak
o schromelijke zaak
terwijl er deez' moeder die felle woorden sprak
|: kwam daar veropenbaren
een kind zeer grijs van haren
dat daar binnen trad :|

7
dat kind dat sprak er zo menige zucht
ik ben vervloekste maagd ik ben uw eigen vrucht
dien gij hebt jong geschoot
ter wereld hebt gedood
daarvoor zulde gij met mij de hel in gaan
|: zij viel geheel bezweken
en kon geen woord meer spreken
en hare zoon bleef staan :|

8
men heeft er doen komen deez' katholieke meid
men heeft voor haar de zaak vol droefheid uitgeleid
-
-
-
|: constateer in uwe gebeden
en breng een priester mede
gedoopt zo wil ik zijn :|

9
men doopte deez' jongman voor jaren zo ras
-
-
-
-
|: het rooms geloof verheven
en trouwen daar terneder
op dienzelfden pas :|

Dit lied werd me in 1983 door Antonia Verhees-Maas te Deurne voorgezongen. Het is één van de vier optekeningen die ik van dit lied bezit, maar helaas de enige met een zangwijze. Bij de Liesselse optekeningen (bij Johan Berkers in 1982 te Lierop, in een liedschrift geschreven door Anna van Oosterhout) ontbreken dezelfde regels als bij de Deurnese versie. Zeer waarschijnlijk hebben beide versie dezelfde bron. Lierop en Deurne zijn bijna buurgemeenten. Een vrij gave versie tekende ik in 1984 op in een liedschrift bij de familie Hoefs te Uden. Het verhaal is in deze dichting is duidelijker, alleen het gedeelte waarin het monster met de grijze haren verschijnt is wat onduidelijk. Er komt niet in naar voren, dat het monster een kind van haar is dat ze na de geboorte heeft gedood. Ik laat de versie uit Uden hier volgen.

De kalvernist [Arch. nr. L 1396-02]

1
vrienden luistert naar mijn lied
wat er te Rotterdam is geschied
van een kalvernist
dat zijn moeder niet wist
vrijde al met een katholieke meid
beloofd haar te geven
genoeg om van te leven
en verzocht haar trouw

2
adjeu gij mooi meisje
gij overschone maagd
zo dikwijls heb ik uiterharte al gevraagd
maar gij als rooms gezind
hoe zijt gij zo verslind
ik mag met u wel paren
maar gij moet uw ziel bewaren
uw rooms geloof afstaan

3
de kalvernist nog zachter dan een lam
is geheel bedrukt naar zijn moeder toe gegaan
ach moeder geef me raad
of ik wordt desperaat
ik meende gaan te trouwen met een katholieke meid
met deze meid van ere
wil ik me gaan bekeren
het rooms geloof aangaan

4
de moeder sprak tegen hem al zo fel:
ik had nog liever dat de duivels uit de hel
dat ze u de benen braken
o schromelijke zaken
brengt nog veel liever die spaanse meid van kant
beneemt haar het leven
en wilt u maar begeven
naar een ander land

5
ach moeder lief hoe zou ik het kunnen doen
om zo te gaan verslinden
die schone jonge bloem
'zij heeft me wijs gemaakt
hetgeen de schriftuur aangaat
hoe zou men het kunnen genieten
om Christus' bloed te vergieten
al om die helse pijn

6
toen Christus zijn brood brak
en deze woorden sprak:
komt eet er mijn vlees
en drink mijn wijn
want Christus zal het gedenken
de ziel zal eeuwig blinken
en gelukkig zijn

7
maar toen de moeder deze vuile woorden sprak
kwam daar te openbaren
een monster grijs van haren
die haar neder trok
ach moeder lief is dat uw eerste deugd
die gij mij hebt geleerd
in uw jonge jeugd

8
en die ik nog nooit heb gedaan
moet gij dan de helse pijn nog onderstaan
de moeder lag bezweken
en kon geen woord meer spreken
en haar zoon bleef staan

9
de kalvernist nog zachter als een lam
die is heel bedrukt naar zijn beminde toe gegaan
ach mijn beminde vrouw
ik bid u spoed u gauw
want mijn moeder lijdt er zoveel pijn
presenteer haar uw gebeden
en breng een priester mede
want gedoopt wil ik zijn

10
maar wat ontvangt hij daar
op staande voet
het waarachtig lichaam
van onzen heren zoet
wat ontvangt hij daar beneven
hij trouwde heel verheven
met deze maged zoet

De versie die ik in Berghem bij de familie Megens in een liedschrift aantrof, telt slechts vier strofen en geeft geen verdere aanvullingen.

Voor aanvullingen, aan- of opmerkingen info@volksliedarchief.nl
© Harrie Franken Liedarchief Weebosch-Bergeijk