De gewonde ruiter
[Arch. nr. L1296-02]


1
|: daar zou eens een maagd zeer vroeg opstaan :|
om bloemen te gaan plukken [3x]was zij heengegaan

2
|: maar wat zag zij in haar vaders klein bogaardje staan :|
't was een ruiter ja een ruiter [3x] vol wonden belaân

3
|: toen sprak dieje ruiter: verschrik maar niet :|
want ik sta hier wel vol wonden [3x] maar ik sterf nog niet

4
|: zij haalde uit hare zijde ene zakdoek was wit :|
en daar verbond zij ja die ruiter [3x] zijne wonden mee dicht

5
|: en onder het verbinden werd deze doek rood :|
en toen stierf ja die ruiter [3x] bij haar in den schoot

6
|: nu heeft er dat kindje geen vader meer :|
en dat is er voor die moeder [3x] zo'n droevig hartzeer

7
|: nu zullen wij hem gaan begraven niet heel ver van hier :|
en dan zullen we bloemen plukken [3x] langs deze rivier

8
en als dan die bloemen gevonden zijn
|: en wie zal ze dan gaan plukken [3x] d'allermooiste door mij


Het lied werd in 1983 aan mij voorgezongen door Jacoba Schipperen-van Severs te Raamsdonkveer. Dit in Duitsland en Nederland zeer verspreid lied stamt uit de 16e eeuw. Een eerste vermelding vinden we in Bergkreyen (eerste uitgave in 1533). In Nederland vinden we het voor het eerst als Daar is een vrouw maget vroeg opgestaan in De Hollandsche bazuyn (1719). We moeten hier bij maagd niet denken aan een ongerepte vrouw. Het meisje blijkt namelijk in verwachting te zijn. Als zij een afspraak heeft met haar geliefde ruiter, vindt ze hem gewond in haar vaders boomgaard. Tijdens het verbinden van zijn wonden, sterft hij in haar armen. In de eerder vermelde versie uit De Hollandsche bazuyn lezen we, dat hij niet weet dat zijn geliefde in verwachting is. Pas als hij het vaderschap toegeeft, verzorgt zij hem. Ik laat hier enkele strofen van het lied volgen.

3
Hij zeide: "vrouw maget verschrik zoo niet!
al ben ik vol wonden, ik sterf noch niet."

4
"Al ben ik mijn jong hart doorwond,
woudt gij mij verbinden dan waar ik gezond."

5
"Dat's uwe verbinder wil ik niet zijn,
ik draag er verborgen een kindje zoo klein."

6
"Draagt gij er verborgen een kindje zoo klein,
daar zal ik, schoon liefje, de vader van zijn."

7
"Zult gij der de vader van mijn kind zijn,
dan zal ik verbinden uw wonden certein."

8
Dat meisje trok uit haar sneuteldoek wit,
verbond er haar liefje zoo blijelijk mit.

Het is opvallend dat ik het lied enkel in het westen van onze provincie kon optekenen (Prinsenbeek [2x], Raamsdonkveer en Ossendrecht). Bij al die optekeningen is de melodie gelijk. In de tekst vonden we weinig of geen belangrijke verschillen; het aantal strofen varieert van drie tot acht. Vooral in het Duitse taalgebied is het lied vaak vastgelegd; er zijn mij optekeningen bekend uit o.a. de Elzas, uit Lotharingen, Hannover, Baden, Brandenburg, Trier, Luxemburg, Eifel, uit 't Rijngebied, Westfalen en Nassau.

Voor aanvullingen, aan- of opmerkingen info@volksliedarchief.nl
© Harrie Franken Liedarchief Weebosch-Bergeijk