refrein
heb je jicht of hartepijn
klauwzeer tips of flerensijn
koopt en neemt mijn medicijn
en eweg zal 't zijn
2
ik zal u eens verhalen
wat mij zoal overkwam
ik mocht d'eerste prijs behalen
te Parijs en Amsterdam
3
op 't eiland van Manille
slikte een krijgsman zijn trompet
hij kocht van mijne pillen
en de kerel is gered
4
de koning van Boelgare
had het klauwzeer aan zijn mond
hij kocht van mijne ware
en vandaag is hij gezond
5
ik heb een tand getrokken
't was in ene grote stad
ja gans en zonder brokken
schoon in 't hart de wortel zat
6
ik ken een man te Londen
in de maag een muis gedaald
ik heb'k een kat gezonden
die er het beest heeft uitgehaald
7
zo u de vlooien storen
strijk hen dit dan op hun lijf
van achteren en van voren
en het vlooienrijk is uit
Zo zong Bets v.d. Wijngaard mij in 1982 te Teteringen dit lied voor. Het is
een vrij korte versie; meestal telt het meer strofen. Een mooie woordvervorming
vinden we in de derde regel van de eerste strofe. Daar gebruikt men tantist
in plaats van dentist. Ik neem aan dat de tweede regel van de eerste strofe
corrupt is. Op een Vlaams liedblad lezen we als eerste strofe:
stroomt allen rond mij henen
ik veearts en tandtist
ik kom direkt van Weenen
ik ben ook dokter en chimist
Het lied komt voor in veel, veelal Vlaamse, zangbundels. Ook deze versie van
Bets v.d. Wijngaard stamt uit zo'n Vlaamse zangbundel of van een Vlaams liedblad.
In mijn Liederen en dansen uit de Kempen gaf ik eerder op blz. 252 een
versie uit Retie. De andere optekeningen die ik van dit lied heb komen uit België.
In het liedschrift van Antoine van Hertem lees ik nog strofen als:
op het eiland van Minillen
slikte een krijgsman zijn trompet
'k gaf hem van mijne pillen
en de kerel is gered
dit is voor de kwade wijven
iets wat ik overal verkocht
't is zonder overdrijven
't krachtigst anti-grommelvocht
hier heb ik jonge heren
haarnest voor moustache en baard
al die het mocht proberen
heeft thans lip en kin behaard
kunt gij niet achteruit gaan
drinkt dan van dit apenbloed
't zal dan gelijk een spuit gaan
't biedt geen weerstand maar het moet
wie wil er profiteren
alles is bijna voor niet
vergeet niet geachte heren
dat gij me nooit meer wederziet
ik moet even gaan dineren
'k ben vermoeid ik kan niet meer
tot straks geachte heren
binnen een uur ben ik hier weer
De dokter waarover wordt gezongen heeft wel degelijk bestaan. Roger Hessel schrijft
over hem in Volksmuziekatelier, Jaarboek I, blz. 7. In het halfmaandelijks
orgaan 'Toerisme' van 10 februari 1936 wordt verteld over de 'wonderdokter'.
De naam Grijzenbaard is een verbastering van Eisenbarth. Dokter Eisenbarth had
als arts een grote faam en werd zelfs door koningen ontboden. Hij werd in 1661
geboren in Viechtach in het Beierse Woud. Vanaf 1703 woonde hij in Maagdenburg.
Hij stierf op 11 november 1727 en ligt begraven in de stad Münden. Op zijn
grafsteen staat te lezen, dat hij gepriviligeerde landarts was v het koninkrijk
Groot-Brittanië, raadsheer van het koninkrijk Pruisen en hofoogarts van
Maagdenburg. In dit spotlied is hij blijven voortleven. In Noord-Brabant en
de rest van Nederland vinden we liederen over een andere wonderdokter. Het gaat
hierbij om Sequah, in werkelijkheid de beroemde, rondreizende dokter Davenport
uit Engeland. Ik schreef al eerder over deze liederen. (Kroniek van De Kempen,
deel 17, blz. 143)