De Lieropse geit
[Arch. nr. L1415-01]



1
en wie wil nu eens horen
naar de klucht
het klinkt al in uw oren
met genucht
van ene mooie geit
geboren naar den aard
met ene sikkebaard
en kaal onder de staart

2
wanneer men wil gaan dichten
een nieuw lied
let op die kwaaie gezichten
anders niet
want om een lied te dichten
al naar eenieders zin
dat heeft veel moeite
en zo maken wij een begin

3
een boer had een kooi schapen
niet genoemd
die meest zijn kostje rapen
in 't groen
hieronder had zijn volk
al voor een rariteit
een knappe mooie geit
en haars gelijk stond wijd

4
dit beest moest altijd slapen
in de stal
in 't midden van de schapen
overal
maar ene kleine fout
al in die ben gekakt
als de kost was gezakt
hetgeen haar heeft belakt

5
maar nu voor straf moest wezen
op wat strooi
in een oud en versleten
varkenskooi
hierin moest zij des nachts
doorbrengen hare rust
hierin had zij geen lust
want haar geest was gans ontrust

6
zij liet den moed niet zakken
in den nacht
ze is uit de kooi gaan springen
onverwacht
ze is op het huis gaan lopen
met een dolle kop
en het titaat pas op
zij steeg den schoorsteen op

7
zij deed veel passen maken
zij was kloek
zij ging den baas wakker maken
zonder broek
is hij naar buiten gelopen
met ene losse zin
en het heeft er van in
luistert naar mijn begin

8
hij heeft een stok genomen
metterspoed
hij is uit den bessem gekomen
het arm bloed
en heeft zonder pardon
geworpen naar de trom
totdat zij liep weerom
en van het huis afklom

9
de liefde was gebroken
tot die geit
want zij kwam nu te roken
een vuile pijp
ze hebben haar gaan verkopen
voor twee gulden hollands geld
en een stuiver welgeteld
dat was het herdersgeld

10
maar wie zou dat gedogen
zo een beest
te gaan uit onze ogen
ze is bevreesd
o arm bedrukte beest
zijt daarom niet bevreesd
zij zorgen niet het eerst
voor uwe terugkomst meest

11
zij jonkmans met veel hopen
bij elkaar
hebben die geit laten kopen
weer vandaar
voor een som van vijfhonderd centen
naar den aard
dat was de staart wel waard
zonder de sikkebaard

13
maar ziet dan eens hoe dat beestje
blijde was
toen met het geitefeestje
bezig was
opdat zij weer naar haar
vorig vaderland mocht gaan
en daar ook blijven staan
zolang als zij kon gaan

14
al wie den schoen mag passen
trekt hem aan
die mag het beestje wassen
goed voortaan
opdat zij ook mocht zijn
een lang leven en geluk
bevrijd mag zijn van druk
en blijven uit den pluk

15
voor oorlog en voor 't lesten
wie ge zijt
neemt een exempel adessen
aan de geit
opdat wanneer bij u
zo een klucht al wordt begaan
brengt hier geen jonkmans aan
dat zij het hebben gedaan

Opname: Asten-Heusden, Gezusters Wijnen, september 1983

Dit kluchtlied bevat nogal wat corrupte gedeelten. Het is lied waarschijnlijk gemaakt naar een voorval in het dorp. Voor ons zijn bepaalde gedeelten in het lied niet zo begrijpelijk, maar dat zal de dorpelingen toentertijd niet zo gestoord hebben, omdat de meesten het voorval uiteraard kenden.
Het is mijn enige optekening van dit lied.

Voor aanvullingen, aan- of opmerkingen info@volksliedarchief.nl
© Harrie Franken Liedarchief Weebosch-Bergeijk