De molenaar
[Arch. nr. L1497-01]



1
-
-
-
-
vrienden luistert naar het lied
wat er in Namen is geschied
van een verschrikkelijke daad
van een rijke molenaar

2
-
-
-
-
deze man had er een goed bestaan
waar hij mee naar de stad wou gaan
waar hij zijn geld soupeert
en in droefheid wederkeert

3
't was op den vijftiende januari
nam hij afscheid van zijn huisvrouw
en op welk uur hij bepaalde
wanneer hij thuiskomen zou
en zijn werklieden aangespoord
doet er je werk zoals het behoort
maar op het eerste woord
spraken ze: baas 't gaat ongestoord

4
zo gauw er de mulder zijn huis had verlaten
besloten zijn werklieden een besluit
zij hebben den hond den hals afgesneden
opdat hij maken zou geen geluid
maar ziet wat ze hebben gedaan
zij randden toen eerst de dienstmeid aan
-
-

5
deze lag in haar bloed te zwemmen
toen spraken zij op bozen toon:
-
-
neemt gij er de vrouw dan neem ik het kind
de vrouw riep heer Jezus aan
maar daar hielp geen kermen aan
ze spraken heel gewoon: gij moet ook sterven de dood

6
zo gauw de mulder de stad had verlaten
besloot hij de weg op naar zijn tehuis
om bij zijn vrienden niet te overnachten
't was of god het hem had gezegd
en hij nam de weg naar huis
met twee pistolen die hij kreeg uit hun huis
daar hij door 'n bos moest gaan
ziet hij twee gendarmen staan

7
twee mar'chaussees die hem ontmoetten
hielden hem staan of hij kwaaddoener was
maar zodra hij een woord had gesproken
wisten zij dat 't de molenaar was
hij zei: ach heren ik ben zo bevreesd
ik ben er zo angstig gaat toch met mij mee
maar reeds op het eerste woord
gingen zij met de molenaar voort

8
in de nabijheid van de molen
zagen zij licht in een vertrek
waar hij zijn geld had verborgen
brachten hem tot grote schrik
hij zei: ach heren blijf wat staan
ik zal eens naar mijn hond toe gaan
maar ziet die was al dood
neem deez' pistolen en kom maar voort

9
toen zijn zij het huis naar binnen gedrongen
hemel ze vonden de meid vermoord
en vervolgens vrouw en kindje
lagen in hun bloed versmoord
twee sloegen zij tegen de grond
andere vier zijn zwaar gewond
ook nog twee met lichte wond
sprongen met list de kamer uit

10
-
-
-
-
neemt hier ach heren een exempel aan
laat er uw heer en meester gaan
bidt god steeds om gena
dat hij u voor zulks bewaar'

Dit moordlied over de te beklagen molenaar tekende ik in 1985 op bij Bets v.d. Wijngaarden te Teteringen. De structuur van het lied was helemaal verloren gegaan. Bets had, evenals haar broer Toon van Bavel in Rijen, het lied met vierregelige strofen in haar liedschrift geschreven. De melodie die zij zong bleek achtregelig te zijn en ook het rijmschema wijst in die richting. Afgaande op de melodie die Bets zong, heb ik moeten constateren, dat er bij enkele strofen nogal wat regels ontbreken. Door het op deze manier weer te geven, is in ieder geval duidelijk welk strofengedeelte bij welk melodiegedeelte behoort. Omdat de derde strofe de eerste complete strofe was, heb ik bij die strofe de melodie gegeven.

Voor aanvullingen, aan- of opmerkingen info@volksliedarchief.nl
© Harrie Franken Liedarchief Weebosch-Bergeijk