De scharenslijper
[Arch. nr. L1297-03]


1
toen ik nog jonger was van jaren
liep ik met mijn slijpersteen
in mijn vak zeer goed ervaren
trok ik naar alle oorden heen
'k liep overal in 't rond
of ik iets te slijpen vond
van den vroegen morgen
tot aan den avondstond

2
overal werd ik geprezen
maar 't meest bij 't schoon geslacht
moest er een schaar geslepen wezen
daadlijk werd er aan mij gedacht
men riep: waar is de man
die scharen slijpen kan
en zette zonder vreezen
mijn voet al op de span

3
eens kwam ik een meisje tegen
't kind zou naar haar winkel gaan
't scheen zij was geheel verlegen
want zoodra zij mij zag staan
was 't eerste wat ze zei:
och slijp die schaar voor mij
ik liet dit geen tweemaal zeggen
maar deed het vlug en blij

4
ik heb door het scharen slijpen
menigeen al tot mijn vriend
en gelijk gij kunt begrijpen
ook al aardig geld verdiend
dat kwam omdat ik riep
als 'k met mijn wagen liep
met moed uit volle longen
getrouw maar: scharensliep

5
ieder moogt mij gaarne lijden
daar ik vriendelijk was en ree
'k mocht mij in vele gunst verblijden
met mijn werk was men tevree
'k was altijd content
en als een knappe vent
bij rijken en bij armen
steeds in mijn vak bekend

6
nu ben ik te hoog van jaren
ik liet het slijpen in den brand
'k zette reeds sinds lang mijn wagen
en mijn steenen aan de kant
maar als ik hem nog had
hij werd weer opgevat
en ging opnieuw aan 't slijpen
zoo wel in dorp als in stad

Omdat Graard Joosten, die mij dit lied in 1983 te Liessel voorzong, slechts twee strofen kende, nam ik de tekst over van Mevr. Bennis te Valkenswaard. Toen ik haar in 1977 bezocht, bezat zeeen liedschrift, dat ze van haar moeder had gekregen. Haar moeder was in 1860 in Lapschure in Oost-Vlaanderen geboren en woonde in Bergen op Zoom. De tekst van De scharensliep vertoont bij de optekeningen die ik maakte nauwelijks verschillen. Een enkele keer is de strofevorm aangepast aan de melodie die men bij dit lied zong. (zie Kroniek van De Kempen, deel 4, blz. 167). Ik vond het lied o.a. in Leende (1975), Helmond (1976), Valkenswaard (1977), Heeze (1981), Valkenswaard (1981), St. Oedenrode (1982), Liessel (1983), Achel (1983), Geldrop (1984), Wouwse Plantage (1985), Someren (1985) en in nogmaals in Someren in een liedschrift uit 1896.
Het lied werd ook wel op bruiloften voorgedragen en uitgebeeld (zie Kroniek van De Kempen, deel 12, blz. 168) of gezongen met een begeleidend refrein (zie Kroniek van De Kempen, deel 4, blz. 167), waarbij men twee messen tussen de tafelrand stak, zoals beschreven en geïllustreerd in Van zingen en speule 009 (Spinnelied) op deze website
.

Voor aanvullingen, aan- of opmerkingen info@volksliedarchief.nl
© Harrie Franken Liedarchief Weebosch-Bergeijk