De trouwdag
Een meisje van zestien jaren
[Arch. nr. L1383.10 ]
1
ik was pas een meisje van zestien jaren
ik was nog maar een kind
vroeg hij mij om te paren
ik werd door hem bemind
2
't was op een zondagmorgen
toen kwam hij mij tegemoet
hij deed niets anders dan zwaaien
hij zwaaide al met zijn hoed
3
'k kwam langs een kerkhof getreden
mijn god wat zag ik daar
mijn hart begon te beven
toen ik dien zerk zag staan
4
hieronder ligt begraven
ene schone jonge vrouw
moest scheiden uit haar leven
drie uren na haar trouw
5
haar bruiloftskleed volbracht zij
zou ook haar doodskleed zijn
ach dood wil op mij wachten
ach help mij uit die pijn
6
ik zal het nooit vergeten
al word ik ook honderd jaar
dat ik op den dag van trouwen
werd man en weduwnaar
7
dus meisjes voor het laatste
neem hier een spiegel aan
en ik raad u voor uw beste
nooit vroeg uit wandelen te gaan
Bovenstaand lied is in 1975 gezongen door Mevr. Vos te Helmond. De tekst die zij zong wijkt iets af van die in haar liedschrift. De meeste liedjes bij andere zegspersonen beginnen met:
zolang de boom zal bloeien
en de leliën heerlijk staan
zal ik hem nooit verfoeien
om met een ander te gaan
In het liedboekje Uit de oude doos (uitgegeven door 'Festa' te Winschoten, z.j.) is het lied getiteld 'De schoone bruid'. Daarbij staat de naam D. Dekker vermeld. Dat zou dus de maker van het lied kunnen zijn. Opmerkelijk is dat bij dit lied en bij alle van dit lied afgeleide varianten in de eerste strofen het meisje spreekt en in de laatste de jongen, waar het meisje dood blijkt te zijn. Dat zou er op kunnen duiden dat deze versie corrupt is, samengesteld uit twee verschillende liederen die enkele dezelfde kenmerken hadden. De laatste strofe van het lied van Mevr. Vos is bij de versie in het liedboekje Uit de oude doos nog de vierde strofe en zou de afsluiting geweest kunnen zijn van het lied dat het eerste deel vormt van het samengestelde lied. Door zijn eerste regel (Dus meisjes voor het laatste) is het waarschijnlijk naar het einde van het lied verhuisd, waar het geen betekenis heeft. Hier de tekst van het lied zoals het in de liedbundel Uit de oude doos staat:
D. Dekker
1
Zo lang de boom zal bloeien
En de leliën heerlijk staan,
Zal ik hem nooit verfoeien,
Om met een ander te gaan.
2
Ik was pas zestien jaren,
Ik was nog maar een kind,
Toen vroeg hij mij om te paren
Ik werd door hem bemind.
3
Het was op een Zondagmorgen,
Toen kwam hij mij tegemoet
Hij deed niets anders dan zwaaien
Hij zwaaide al met zijn hoed
4
Dus meisjes voor het laatste,
Neemt hier een spiegel aan,
Ik raad u voor het beste,
Als gij uit wandelen gaat. (1)
5
Kom ik langs 't kerkhof getreden
Wat vond ik hier nu staan,
Begon het mij te graveelen,
Als ik die zerk zag staan.
6
Hieronder ligt begraven,
Een jonge schoone vrouw,
Die scheidde van haar leven,
Drie uurtjes na haar trouw.
7
Haar bruiloftskleed vol prachte
Zal gewis haar doodskleed zijn
Ach dood wil mij verwachten,
Ach helpt mij uit die pijn
8
Ik zal het nooit vergeten
Al word ik vijftig jaar,
Dat ik op den dag van trouwen
Werd man en weduwnaar.
In het liedboekje Zo de ouden zongen, een serie liederen uit de oude doos, (uitgegeven door 'Deko' te Rotterdam (2), z.j.) staat een gelijkluidende versie. M. Strik in Mierlo-Hout bezit een liedbriefje van waarschijnlijk vlak na de oorlog met een identieke tekst.
Verder bevinden zich in
mijn archief nog de volgende optekeningen:
Cor Rijnen, Moergestel 1981
Pietje Kerkhofs, Reusel 1975
J. V.d. Bogaart-van Bree, Someren 1985
Philomena Coomans, Arendonk 1978
Frans den Otter, Boxtel (liedschrift) 1905
Fam. V.d. Weijst, Boekel (liedschrift)
Fam. Jonkers, Gemert (liedschrift) 1900
Hannes de Mus, Asten 1975
Fam. Sleegers, Aarle-Rixtel
Op dezelfde melodie zong Janus Oppers te Sint-Oedenrode een 'verwante' variant, die het eerste deel van het samengestelde lied zou kunnen verklaren.
Als ik was pas achttien jaren [Arch.nr. L1383.12]
1
als ik was pas achttien jaren
en ik was nog maar een kind
vroeg hij er mij om te paren
en ik werd door hem bemind
2
't was op een zondagmorgen
't was op 'en morgen vroeg
hij deed er niets anders dan zwaaien
hij zwaaide al met zijn hoed
3
zeg minnaar hoe lang moeten we nog wachten
eerdat wij trouwen gaan
nog drie jaar zult gij wachten
'k heb het trouwen nog niet in mijn zin
4
als ik er nog drie jaar moet wachten
dan ben ik de eeuwigheid in
-
-
5
ze is over haar zinnen getreden
ze is over haar zinnen gegaan
toen zij ging om te slapen
maar z'is nooit meer opgestaan
6
haar minnaar kwam getreden
haar minnaar kwam gegaan
om haar nog wat te troosten
doch 't was met haar gedaan
Bij de familie Hoeckx te Huybergen vond ik volgend lied, waar boven stond: Een liedje uit 1880.
Den trouwdag [Arch.nr. L1383-19]
1
den trouwdag doet geneugten
van een jong jeugdig paar
en heeft zoo dikwijls zuchten
en volgt dikwijls na
2
hetgeen mij is overkomen
vergeet ik nooit of nooit
mijne vrouw is mij ontnomen
door een subiede dood (3)
3
ik zal het wel onthouden
al werd ik honderd jaar
dat ik op den dag van trouwen
werd man en weduwnaar
4
ik had van mijn lief verkregen
het ja-woord van den trouw
maar de dood was daar op tegen
benijdde mijne vrouw
5
ik viel voor haar ter aarde
maar zij gaf haren geest
en ik sprak; wel vrouw van waarde
is dat ons bruiloftsfeest
6
maar zij kon niet meer spreken
mijn vreugde en plezier
o dood kon ik 't u wreken
ik wachtte geen kwartier
7
o monster van het leven
benijdt gij de jongheijd
wilt mij den doodsteek geven
ik ben daartoe bereid
8
wilt nu geen bed bereiden
voor een jong huwelijk
maar wil wat strooi uitspreiden
maken van bruid een lijk
9
wanneer ik moet passeeren
en langs het kerkhof gaan
mijn hart dat moet er leven (4)
als ik zie mijn vrouws graf staan
10
ik vond aldaar geschreven
hier ligt een jonge vrouw
die gescheiden is uit het leven
drie uren na den trouw
11
ik zal nu niet meer denken
noch prijzen op den trouw (5)
maar gaan door bosschen en velden
beklagen mijne vrouw
12
en roepen bij dagen en nachten
ach liefde vlucht van mij
en doe des hemels klachten
door weenen en geschrei
Alhoewel dit lied ook enkele
corrupte woorden bevat, lijkt het me zeker niet onwaarschijnlijk, dat dit het
oorspronkelijke lied is, van waaruit al de varianten zijn ontstaan. In die varianten
vinden we nog enkele strofen van het 'moederlied' in zijn geheel terug.
Op een liedblad, gevonden op een Antwerpse rommelmarkt, trof ik het lied ook
aan, weliswaar met een andere strofestructuur:
Den Trouwdag [Arch.nr.
L0014.1]
1
Den trouwdag heeft
zwaar geweten
al van een jeugdig paar
de dood die was mij door zuchten
gelijk het dikwijls gaat
ik had een lief gekozen
al op het woord van trouwen
de dood die was daartegen
beneide mijne vrouw.
2
Zij viel voor mij
ter aarde
ach zij gaf voor mij haren geest
ik riep wel vrouwken van waarde
is dat toch bruilofsfeest
ach zij kon niet meer spreken
zij gaf den geest der lie
ach dood kon ik u wreken
ik wachtte geen kwart meer.
3
Als
ik over het kerkhof passeerde
over het kerkhof kwam gegaan
mijn harte begon te beven
ik zag haar graf sten staan
hieronder ligt begraven
een aller schoonste maagd
die scheide van deze wereld
vijf uren na haar trouw.
4
De jongmans die nog
leven zijn (6)
neemt hier exempel aan
wilt gij den doodsteek geven
ik ben er tot bereid
en die uur zal ik nooit vergeten
al wierd ik honderd jaar
wierd man en weduwnaar.
Ik heb eens contact gehad met Harrie de Kort uit Roosendaal. Hij vertelde me,
dat over de overgrootvader van zijn vrouw een liedje gemaakt was, omdat zijn
bruid op de dag van trouwen overleed. Hij dacht aan 1880 of zoiets. Nadat ik
dit lied met z'n varianten had opgestuurd en hem naar gegevens over die betreffende
overgrootvader had gevraagd, liet hij me het volgende weten:
De overgrootvader heette
Adrian van Berkel, de bruid Adriana van der Looy. Zij was geboren in Oirschot
op 5 november 1838. Ze trouwden op 10 februari 1870 (Zij was dus toen geen 16
jaar, maar 31 jaar oud). Op 17 februari overleed ze, een week na haar trouw
(niet op de dag zelf dus). Op mijn verzoek zou hij nog nakijken of de kerkelijk
huwelijksinzegening ook op de 10e februari plaatsvond, want soms trouwden meerdere
stellen tegelijk voor de wet om de kosten te drukken. Enkele dagen later vond
dan de kerkelijke inzegening plaats. Hij berichtte mij, dat Adriana diende en
woonde in Tilburg en dat ze daar ook getrouwd zijn. Haar trouwdag voor de kerk
was op woendag 16 februari 1870.
Het is zeer wel mogelijk, dat het in dit lied inderdaad om Adrian van Berkel
en Adriana van der Looy gaat, ondanks het feit dat ze geen 16 maar 31 jaar oud
was. Het gebeurt wel vaker dat zo'n leeftijd in een lied door de overlevering
verandert (b.v. door verwarring met de datum van de trouwdag, die op 16 febr.
was). Ondersteuning van dit vermoeden vond ik bij D. Wouters die het lied De
schone bruid rond 1880 dateert. (Het blakend minnevier, Utrecht
z.j. blz. 102)
1 Wandelen betekent in dit verband: vrijen, contact zoeken met
jongens (terug)
2 Deko is de afkorting en handelsnaam van Uitgeverij de Koning
in de Vlaggemanstraat 5 te Rotterdam. (terug)
3 Subiede is een verbastering van subiete = plotselinge. (terug)
4 bedoeld is beven (terug)
5 waarschijnlijk: peinzen (terug)
6 waarschijnlijk: Dus jonkmans, die nog in leven zijt (terug)