De voerman
[Arch. nr. L1588-01]



1
komt hier van alle kant
en ziet gods wonderwerken
geschied aan den Rijnkant
van die arm barmhartigheden
gelijk er in die steden
zo maar al te veel geschiedt
hoe menig mens in 't lijden
en ligt in ons verdriet

2
door enen voerman was
met zijn twee paarden gevaren
tussen de bergen vast
hij was in groot bezwaren
hij raasde en hij tierde
en dreef zijn paarden aan
die kar is niet te bewegen
en bleef daar stillig staan

3
de voerman in droefheid
wist niet wat hij moest beginnen
heeft wel drie uren tijd
en desperaat van zinnen
hoe zal ik losgeraken
o god wilt mij bijstaan
wat kwam hem te genaken
een oude grijze man

4
die sprak mijn voerman vriend
wilt u op god vertrouwen
gij mij tot hulp dient
wil nu de paarden maar aanstouwen
hij heeft zijn zweep genomen
zodra hij zijn paarden aanraakt
de kar is uitgekomen
en aanstonds losgeraakt

5
de voerman sprak mijn vriend
waarmee zal ik het belonen
gij mij tot hulp dient
dat ik ben losgekomen
gij zult met mij logeren
goed eten en drinken ziet
en daar zal niets mankeren
mijn allerbeste vriend

6
de voerman is alsdan
aan ene herberg gekomen
de waardin die sprak hem aan
is die met u gekomen
hij kan hier niet logeren
zo'nen armen volks gemein
de voerman sprak met enen
hij moet toch bij mij zijn

7
maak hier toch in geen pijn
in mijn bed zal hij slapen
hetgeen voorwaar moet zijn
geen onderscheid te maken
met mij eten en drinken
al is hij arm die man
ge behoeft 't hem niet te schenken
ik het u betalen zal

8
de voerman heeft alsdan
twee glazen bier doen komen
het een voor den voerman
en 't ander ach wat schromen
zeg foei gij moest u schamen
dat gij zo'nen armen man
verlaten god versmaden
vreest gij gods straffen niet

9
de waardin heeft alsdan
weer ander bier gaan tappen
met een kouleur zo rood
zo liep zij van die trappen
toen hebben zij gaan praten
over het ellendig weer
de oude man zei: voorzeker
't zijn straffen van de heer

10
zo wanneer de mens niet zal
boetvaardigheid tonen
-
-
zo wit sterven geheel de dorpen
steden groot en klein
zo waar als die waardinne
staat in de kelder dood

11
ja toen liep klein en groot
naar de kelder om te gaan kijken
ja die waardin was dood
men zou wel haast bezwijken
als men is boven gekomen
vonden zij daar gene man
een kruiskefiks ene schone
stond op die tafel dan

12
neemt hier een les en leer
al wie dit liedje hoort zingen
vreest gij dan god den heer
en heel veel andere dingen
zo wanneer den mens zal tonen
zij gods barmhartigheid
zal god hem hierna belonen
in alle eeuwigheid

Het lied, dat mij in 1983 te Liessel werd voorgezongen door Gertruda Dings-Verschaeren, bevat enkele onduidelijke passages. Bij de corrupte, achtste strofe ontbreekt waarschijnlijk het gedeelte waarin wordt verteld, dat het bier water blijkt te zijn. Het verhaal gaat als volgt:

Een voerman zit met zijn door twee paarden getrokken kar vast tussen de bergen. Hij weet niet wat te beginnen. Een oude grijze man raadt hem aan op god te vertrouwen. Dan raakt de kar los. Als dank wil de voerman de grijsaard mee naar herberg nemen om te eten en drinken. Daar is de arme, oude man niet welkom. De voerman staat erop dat de man met hem eet en zegt alles te zullen betalen. Als dan het bestelde bier water blijkt te zijn, wordt de voerman boos. De waardin gaat terug naar de kelder om ander bier te tappen. Ondertussen buurt men in de herberg over het slechte weer. De grijsaard zegt, dat god op die wijze de mensen voor hun zonden straft. En er zijn nog meer straffen op komst: dorpen en steden zullen vergaan, zowaar de waardin dood in de kelder ligt. Men vindt inderdaad de waardin dood en als men terugkomt in de herberg, is de grijze man verdwenen. Een kruisbeeld staat op tafel.
Let eens op de prachtige verbastering van crucifix tot kruiskefiks!

Erg oud is het lied niet; de eerste sporen vinden we in de eerste helft van de 19e eeuw. Het was een geliefd lied in de Zuidelijke Nederlanden en het werd veelvuldig op liedbladen gedrukt, o.a. door Van Paemel (Gent), J. Poupaert (Brugge) en Lambin-Mathée (Ieper). Jan Bols en de Coussemaker namen het op in hun verzamelingen. In Nederland tekende Ate Doornbosch het op te Meyel en Ospel, ook in de Peel, niet ver van de plaats (Liessel) waar wij het optekenden.

Zie ter vergelijking:

E. de Coussemaker; Chants populaires des Flamands de France, Lille 1930, blz.223: De voerman.
Jan Bols; Wereldlijke volksliederen, Eerste bundel, Brussel 1949, blz. 51: Wonderbare geschiedenis van eenen voerman.
Onder de groene linde, deel 1, Amsterdam 1987, blz. 188: Komt hier van alle kant.

Voor aanvullingen, aan- of opmerkingen info@volksliedarchief.nl
© Harrie Franken Liedarchief Weebosch-Bergeijk