Den dag dat ik geboren werd
[Arch. nr. L1183-03]



1
den dag dat ik geboren werd
toen ik ter wereld kwamen teon papaatje mij alzo
in zijne armen nam
eerst gaf hij mij een zoen
en toen smeet hij mij op bed
omdat ik draaide op zijn jas
'ne bruinen omelet

refrein

en vinde gè dat kadee
en vinde gè dat kado
en vinde gè dat niet aardig
en die dag vergeet ik nooit
nee nooit

2
den dag dat ik gedoopt werd
vergeet ik ook niet licht
toen heerom zei: wat heeft dat kind
toch voor een raar gezicht
geen ogen en geen neus
en ik staoi ervan gebommerdeerd*
'k riep: ach pastoortje doop me niet
want ze hebben me glad verkeerd

3
dat ik moest leren lopen
dat ging niet al te glad
'k viel dikwijls van m'n sokken
en altoos op m'n gat
en ze raopte me dan weer op
en ik brulde als'ne beer
en dan zoende mijn moeder mij zo gauw
en dat doet ze me nou niet meer

4
den dag dat ik de broek aankreeg
vegeet ik ook niet licht
van voren was ze open
van achteren was ze dicht
en ik trok ze verkeerd al aan
en 't was zo'n lastig ding
en ik wist niet of ik binnen kwam
ofwel de deur uitging

5
den dag dat ik naar school toe moest
vergeet ik ook niet licht
ik dee er niks as blètere
en daarvan kreeg ik een scheef gezicht
en moeder zei: zo'nen deugeniet
heb ik ook nog nooit gehad
en ze maokte m'n broekske los
en toen kreeg ik voor me gat

6
den dag dat ik mijn kommunie dee
die vergeet ik nooit
en ik kreg een hoedje op
en dat stond me toch zo mooi
en ook een lange broek aon
en 'ne slip in mijne jes
en een takske op mijn borst
en zo was ik ........

7
en den dag dat ik gekeurd werd
vergeet ik ook niet licht
ik werd er afgekeurd
al voor me lelijk gezicht
en voor m'n kromme benen
ja vrienden ge weet het wel
'k ben niet om soldaot te worre
maar om te trouwen wel

8
en den dag dat ik getrouwd ben
vergeet ik ook niet licht
ik trouwde mee 'n mèske
mee 'nen bochel èn 'n scheef gezicht
en z'had nogal wat centen
maar trouwen is bedrog
de centen zijn verzopen
en de bochel is er nog

* verbouwereerd?

Joh. van Sundert-van Halteren zong me dit liedje in 1982 te Etten-Leur voor. In Waalre noteerde ik nog:

zo gaat men door het leven
dan goed en morgen slecht
m'n moeder zei dan telkens weer:
van jou komt niks terecht
maar over 't geheel genomen
is het heel goed gegaan
ze zijn heel goed tevreden
en ik ben zeer voldaan

Via Philippe van Wersch kreeg ik een versie uit Bergen op Zoom. Daar zong men na de tweede strofe:

en toen ze me omdraaiden
weerklonk een luid gelach
en in plaats mijn aardig botje
mijn aardig snoetje zag
toen werd ik gauw gedoopt
't gebeurde in een wip
'nen emmer water op m'ne kop
en 'ne mooie naam van Flip

Tenslotte nog een strofe uit het liedschrift van Maria van Bezouw uit Gilze:

de dag dat ik naar school moest
vergeet ik niet gewis
'k moest zitten in de banken
en ik kreeg zo'n erge pis
de zuster pakte me op
en ze zette me in ene hoek
toen liet ik 't maar stillekes lopen
langs de pijpkes van m'n broek

Ook de Roosendaalse lieddichter en -uitgever nam het liedje op in één van de vele door hem uitgegeven liedbundels. In De zingende Nachtegaal uit 1911 vinden we een vijfstrofige versie van het lied. Daar is het refrein:

En vindt je dat niet kedin, (tweemaal)
En vindt je dat niet aardig
Die dag vergeet ik nooit, nee nooit.

Het gebruik van het woordje kedin versterkt m'n veronderstelling dat het liedje uit de cabaretwereld stamt. Kedin is bargoens en betekent tof. Het woord stamt uit het Hebreeuws, waar het volgens recht, orde betekent. Kadee en kado zijn dus verbasteringen van het bargoense kedin.
Ook in België is het lied verspreid geweest. Het was gekend in Achel en Lucy Gelber nam het op in de bundel Volks- en kinderzang in Beerse en Vlimmeren, een uitgave van de Heemkundige kring De Vlierbes. Daar lezen we nog een laatste afsluitende strofe:

De dag dat ik begraven ben,
Toen was er grote feest.
Mijn vrienden en mijn kennissen
Zijn nog nooit zo zat geweest.
Ik daalde in de put,
Zij zongen saam in koor:
Onze Flip was wel ne goeie,
Maar nu is hij er vandoor.

Eerder gaf ik in Kroniek van De Kempen, deel 10 (blz. 127) een samengestelde versie uit Wintelre/Gilze.
Dat het liedje aansloeg, bewijzen de gedeelten in het dialect die langzaam ontstonden, net zoals dat gebeurde bij het eveneens uit de cabaretwereld stammende Dè is gin kunst (zie Liederen en dansen uit de Kempen, blz. 464).


Voor aanvullingen, aan- of opmerkingen info@volksliedarchief.nl
© Harrie Franken Liedarchief Weebosch-Bergeijk