Het lied der haren
[Arch. nr. L2054-04]



1
over 't algemeen bemin ik vele vrouwen
want ene vrouw is toch zo lief en fijn
en als ik dan in mijn leven kom te trouwen
ik zweer het u het zal een meisje zijn
wat mij aan haar het meeste kan behagen
zijn 't hun oogjes somtijds droef en klaar
|: of zijn het hun schone kleed'ren zult gij vragen
o neen o neen o neen het is het haar :|

2
het zwarte haar dat doet een meisje trekken
het zwarte haar staat alle meisjes goed
het is de schoonste kleur die het hoofd kan dekken
iets groots iets fijns dat zich versieren doet
al heel verheugd verslijt ik thans mijn leven
als 'k hedendaags met zo een meisje paar
|: want voor mij moeten gene andere wezen
dan meisjes lief dan meisjes met zwart haar :|

3
hoe lief en fijn is toch het schone leven
met een blonde meid met oogjes blauw en fijn
in het hemelrijk staan ze allen uitgelezen
ik zweer het u het zal een zwartkop zijn
en als nog voorzeker de eerste vrouw mij fopte
de tweede nam ik al was ik ook vijftig jaar
|: dan nog zal ik mijn hartje voelen kloppen
voor meisjes lief voor meisjes met zwart haar :|

4
maar al deez' kleuren zijn nog van geen waarde
als men daarbij een kalen kop vergelijkt
het schoonste toch wat er bestaat op aarde
dat is een hoofd dat zonder pluimen prijkt
daarmede kan men in den donk'ren lezen
en zonder licht ziet men daarmede klaar
|: maar voor mij er gene and're wezen
dan meisjes lief dan meisjes met zwart haar :|

opname: Milheeze, Anna v.d. Broek-Hoeben, november 1982

Naast deze beknopte versie van het Lied der haren van Anna v.d. Broek bezit ik nog vier andere optekeningen (Reusel, Arendonk, Retie en Tilburg). De uitgebreidste versie telt zeven strofen.Voor meer informatie en strofen vergelijke men Kroniek van De Kempen, deel 2 (blz. 158).

© Harrie Franken Liedarchief Weebosch-Bergeijk