Het ministerskind
[Arch. nr. L6082-01]



1
ach vrienden luistert naar mijn lied
wat er klaar weer is geschied
van een rijk ministerskind
dat zo tot den trouw was gezind
maar haren vader klaar
werd zulk een zaak gewaar
dat zijn enig kind
zo tot den trouw was gezind
-
-

2
hij sprak dat gij uw lief persoon
wilt geven aan een koopmanszoon
trouw met uws gelijk
die veel geld heeft en is rijk
neen ach lieven vaêr
gelden altegaar
genen schijn er is
beider liefde kent ge wis
neen ach lieven vader zoet
neen ik verlaat hem nooit

3
den vader boos en kwaad
heeft die reden aangehoord
ik zal u zetten vast
en verbergen in een kast
-
-
-
-
hij smeekt haar met bozen zin
terstond den kelder in

4
denkt wat droef ellend
haren minnaar wierd bekend
hij liet menige traan
en is des nachts bij haar gegaan
hij sprak: engelin
is het naar uw zin
al van uw vaders woord
ach ik moet sterven de dood
zo getrouw en zo sprak hij
zij weenden allebei

5
den vader boos en kwaad
heeft die reden aangehoord
hij joeg hem voor straf
ook terstond den kelder af
verkocht blij van zin
haar voor een slavin
al in het turkenland
dat zij was ver van kant
hij liet uit wat boosheid groot
dat zijn dochter was dood

6
o wat bozen list
hij liet maken een doodskist
zo gij mij wilt verstaan
hij ook van stenen heeft gedaan
ziet wat groot praktijk
hij liet maken een lijk
haren minnaar zat
dat verging bijna van smart
als hij zag al voor zijn oog
dat droef en treurig vertoon

7
maar zie dan gods liefde en kracht
en oprechte liefdedracht
want na zeven jaar
kwam de zaak in het openbaar
haren minnaar dan
dat was een koopman
vaarden geheel plezant
haastig naar het turkenland
en als hij in Turkije kwam
hoort wat hij daar vernam

8
hij zag in het veld
vele slaven met geweld
hij dacht: welk een droefheid groot
alle die mensen zijn er in nood
als hij kwam in de stad
zag hij boven dat
dat een turkse schaar
zijne slaven verkocht daar
en vrouws- en mansgeslacht
jonkheid neemt dit in acht

9
hij kocht er alsdan
enen ouden grijzen man
tot zijn medelij
kocht hij er ook veel andere bij
een edel vrouwspersoon
kocht hij wonderschoon
in menig arrebeid
is het gods almogendheid
want hij dacht alsdat zijn bloed
veranderde metter spoed

10
hij liet haar plezant
brengen aan den waterkant
zijn schip ligt op ree
en zo varen zij over die zee
als hij was op de reis
kreeg hij veel gepeis
hij vroeg haar alras
waar zij van geboorte was
mijn vriend geloof mij maar kontant
ik ben uit Engeland

11
hij vroeg haar uit liefde en kracht
wie heeft u alhier gebracht
in deze droeve lij
al in die slavernij
zij sprak: mijnen vriend
gij hebt mij bemind
en nog boven dat
toen ik in den kelder zat
alwaar gij gaaft aan mij de hand
den ring van diamant

12
zijt gij dan voortaan
uit het graf weer opgestaan
en zij sprak: voorwaar
het was den wil van mijn vaêr
omdat ik mijn trouw
aan u geven wou
heeft mijn vader verwoed
mij verkocht aan 't turkenbloed
alwaar ik zeven jaar mijn vriend
heb voor slavin gediend

13
hij sprak: lief getrouw
nu zult gij wezen mijn vrouw
-
-
zij vaarden geheel plezant
naar haar vaders land
denkt wat medelij
dat zij ook hadden wederzij
want als zij kwamen aan het strand
verheugde het gehele land

14
den vader dan voldaan
liet haar tesaam nu trouwen gaan
hij gaf haar met spoed
geld en goed in overvloed
-
-
-
-
hiermee vraagt hij vergiffenis
dat hem gegeven is

15
-
-
-
-
hij nooit blijer van geest
op dit bruiloftsfeest
komt vrienden al verblijd
is het gods almogendheid
al van deez' twee jongelied'
gelijk het klaar is geschied

16
en oorlof nu dan
zowel dochters als jonkman
blijft den heer bereid
dan zult gij eens zijn verblijd
leef in echtetrouw
zoals man en vrouw
leef in eer en deugd
dat god uw jonk hart verheugt
van nu af aan en ten allen tijd
tot in der eeuwigheid

Jammer, dat zowel de tekst als de melodie van dit lied zo corrupt zijn. Omdat de vierde strofe mij het gaafst leek, heb ik bij die strofe de melodie gegeven. Vooral de eerste en derde regel van de strofen verschillen nogal eens in lengte. De korte regel staat bij de melodie genoteerd. Bij de langere regels worden enkele noten ingevoegd, zoals hieronder aangegeven bij de eerste regel van de eerste strofe:





De zegsvrouw, Anna Stuijts-v.d. Sande te Sprundel, die mij dit lied in 1984 voorzong, zong de meeste van haar liederen op een psalmachtige toon, waarnaar de melodie van dit lied ook al nijgt. Hierdoor kregen de liederen die zij zong iets ingetogens. De titel is waarschijnlijk ook corrupt en is ontleend aan Het rijk menistenkind (zie deze website bij Van zingen en speule/041), waarmee het lied verder niets van doen heeft.
Jammer genoeg heb ik geen andere optekeningen van dit lied.


Voor aanvullingen, aan- of opmerkingen info@volksliedarchief.nl

© Harrie Franken Liedarchief Weebosch-Bergeijk