1
het was des nacht na twalef uren
toen schreide het kindje van honger en dorst
kwam het oudste zoontje van boven
haalde het kindje uit de wieg
2
en kom wij gaan ons moeder zoeken
op het kerkhof onder de steen
nam het ander broertje mede
ging er naar het kerkhof heen
3
en op het kerkhof aangekomen
knielden zij met drieën op hun knie
toen is de aarde opengebarsten
en hebben haar eigen moeder gezien
4
ach moeder gade gij mee naar huis toe
och kind ik kan geen voet meer gaan
want mijn armen en mijn benen
liggen als waren 't van stukken vaneen
In 1983 nam ik dit lied
op bij Antonia Bekers-van Halteren te Etten-Leur. Het is een restant van een
groter lied, versleten bij de overlevering. Enkele belangrijke elementen zijn
uit het verhaal verdwenen. Zo weten we uit andere optekeningen (ik kon het lied
negen keer vastleggen), dat de kinderen slecht behandeld en geslagen werden
door de stiefmoeder, met wie hun vader kort na het overlijden van moeder was
getrouwd. Ze zoeken dan hun troost op het kerkhof bij hun overleden moeder.
Daar barst de grond open en de moeder zoogt het kleinste kind, het tweede neemt
ze op haar schoot en tegen de oudste zegt ze: 'Jij kunt wel voor jezelf zorgen'.
Op de vraag van de kinderen of ze mee gaat naar huis antwoordt ze, dat ze dat
niet kan, want haar armen en benen liggen in zware gruis vergaan.
Zie voor uitvoerige
achtergrondinformatie: Kroniek van De Kempen, deel 5, blz. 160 en 173.
Andere optekeningen publiceerde ik in Kroniek van De Kempen, deel 8,
blz. 110, 111 en 113 en in Kroniek van De Kempen, deel 9, blz. 123.
Voor aanvullingen, aan- of opmerkingen info@volksliedarchief.nl
© Harrie Franken Liedarchief Weebosch-Bergeijk