1
ik ben laatstmaal op enen keer
naar mijn schoonlief gegaan
ik deed bij haar mijn klachten teer
maar ik vond geen troost bij haar
of ik schoon praat of niet
ofdat ik klaag al mijn verdriet
|: hoe kan het zijn hoe kan het zijn
schoonlief dat gij er mij laat in pijn :|
2
o ja ik ken die jonkmans streken
zij zijn als een engel in schijn
wanneer zij tot een meisje spreken
maar hun hart is vol venijn
zo men daar niet wel op let
dan krijgen ze ons al in het net
|: zo een minnaar zo een minnaar
brengt menig jong meisje al in het bezwaar :|
3
ach liefste zoet wil daar niet voor schromen
ik ben niet zo wreed van aard
ik heb nog nooit aan een meisje haar eer ontnomen
of haar gebracht in smart
gij weet het wordt omtrent drie jaar
dat wij verkeren met elkaar
|: in deugd en eer in deugd en eer
maar nu zijde gij mijn geliefde niet meer :|
4
ga weg jonkman met al uw klachten
in u heb ik er geen lust
ik heb een ander jonkman in mijn gedachten
daarom laat mij met rust
daarom steek vrij uw schuit van kant
want ik bemin een ander jonkman
|: gij hebt gedaan gij hebt gedaan
wilt daarom maar vrij henen gaan :|
5
ach liefste lief moet ik er u derven
die ik zo teer bemin
veel liever wilde ik voor u sterven
komt de dood die mij verslindt
komt rukt ze mij van de wereld af
veel liever in het duister graf
|: o wrede maagd o wrede maagd
zorg dat gij het niet te laat beklaagt :|
De tweede en overige strofen beginnen, afwijkend van de eerste, als volgt:
opname: Milheeze, Anna v.d.
Broek-Hoeben, november 1982
Dit klachtlied heb ik op andere plaatsten niet gevonden. Ook in de literatuur
vond ik geen vermeldingen.