In 't dennebos heel diep in 't dal [Arch. nr. L1212-04]
1
in 't dennebos heel diep in 't dal
van boven breed en van ond'ren smal
zaten twee geliefden in stille vreugd
zo eenzaam in hun jonge jeugd
2
hij sprak: zoete lief ik moet gaan scheiden
ik moet gaan scheiden voor zeven jaar
al is 't voor veertien jaar mijn kind
mijn hart dat nooit een ander mint
3
maar na verloop van zeven jaren
droeg zij de rozen in haar haar
zij ging naar 't bos met snelle spoed
naar die plaats waar ze hem het meest ontmoet
4
maar ziet wat komt daar op haar los
een ruiter op een edel ros
hij sprak: wat doede gij schone maagd
zo eenzaam in het bos gejaagd
5
maar ziet wat schoof hij van zijn hand
een gouden ring als huw'lijkspand
die wierp hij 't meisje in haar schoot
een traan die aan haar oog ontvloot
6
droog af die traan want ik ben het zelve
ik ben het zelf die gij bemint
in 't dennebos heel diep in 't dal
van boven breed en van ond'ren smal
Opname: Raamsdonkveer, Jacoba Schipperen-van Severs, maart 1983
Zie Van zingen en speule nr 067: In 't bos daar staat een boom