Lied van Genoveva
[Arch. nr. L1417-01]



1
daar was een edel palsgravin
een graaf koos haar tot echtvriendin
maar die haar deugd benijdde
was Golo die uit geile min
haar meende te verleiden

2
eens moest de graaf ten oorlog gaan
voor Golo bood de kans zich aan
om 't boevenstuk te plegen
hij dacht nu zal ik het bestaan
mijn min niet meer verzwegen

3
na veel geweld en tegenstand
gaf zij een kaakslag aan die kwant
toen werd zijn bloed ontsteken
hij sprak deez' onverdraagb're schand
ik zweer het 'k zal die wreken

4
twee snode dienaars van het hof
verleidde hij en dat zo grof
om de gravin te schenden
ja hare trouw haar eer en lof
te brengen in ellende

5
daar kwam een edelman wijs van zin
zij leidden hem bij de gravin
in 't salet te spreken
maar Golo boos en dol van zin
heeft dezen man doorsteken

6
hij riep getuigen klein en groot
en sprak: ik stak dien booswicht dood
omdat ik hem heb bevonden
met de gravin o gruwel snood
in trouweloze zonden

7
hij schreef de graaf een brief vol rouw
dat zijne huisvrouwe d'echte trouw
verbroken had vol schande
toen kwam de graaf uit het leger gauw
en wou zijn hof verbranden

8
neen, sprak hij dan, 't kan niet zijn
't is misschien maar valse schijn
door Golo's booz' praktijken
daarop sprak Golo geheel venijn:
ik zal het u doen blijken

9
een toveres had hij omgekocht
en heeft die bij de graaf gebrocht
die hem kwam kenbaar maken
hoe de gravin tot schande van het hof
deed gruwelijke zaken

10
de toverij den graaf verblindt
hij deed zijn vrouw met haar klein kind
naar enen bos toe leiden
hij sprak mijn dienaars geheel gezwind
vermoordt hen alle beiden

11
maar ziet hoe god de deugd bemint
de knechten spraken heel gezwind:
mevrouw ge moet niet beven
blijf hier in 't bos met uw klein kind
wij laten u in 't leven

12
terwijl de graaf zijn vrouw dacht dood
was de gravin vol druk en nood
en scheen in 't bos te sterven
met haar klein kindje in de schoot
zij kuste het menigwerve

13
zij riep: ach god wil mij bijstaan
of mijn kind moet van dorst vergaan
mijn borsten die verdrogen
ik heb geen zog om 't te verzaân
o heer heb mededogen

14
onder een boom hield zij het neer
haar hart verging van droefheid zeer
mits zij het daar moest derven
ze zei: adieu mijn kindje teer
ik kan u niet zien sterven

15
een engel kwam dan uit de lucht
die haar een blijde tijding brocht
gravin wil straks oprijzen
uw kind wordt van een hert bezocht
die 't met zijn melk zal spijzen

16
zij dankte god met blijde zin
en ging met haast bij deez' hertin
waaraan haar kind nog zuigde
zij kuste het beestje uit ware min
terwijl zij 't vreugde betuigde

17
als 't kind nu had zijn best gedaan
sprak zij het beestje nog eens aan:
ach liefste wil ons tonen
wijs ons een hol om in te gaan
waar we tesaam gaan wonen

18
de hertin ging voort ze volgde haar
tot in een kuil zonder gevaar
ze loofde god vol waarde
ze aten wortels met elkaar
en kruiden van de aarde

19
eens zat op enen avond laat
den graaf met Golo zonder haat
van Drogan saam te spreken
dit was de e'elman die o smaad
hij schandig had doorsteken


20
maar ziet opeens het hof van Trier
scheen te vergaan in vlammenvier
met felle donderslagen
toen kwam de geest van Drogan hier
zij vreesden voor gods plagen

21
den geest die wenkte met zijn hand
en bracht den graaf langs enen kant
waar zijn doodsbeenderen lagen
den graaf vol schrik viel neer in 't zand
en riep: ik ben verslagen

22
den geest verdween met groot getier
met donder en met bliksemvier
den graaf scheen schier te smarten
een e'eldom kwam dan met manier
zijn droevig lot verachten

23
maar god die 't al rechtvaardig doet
die zal weldra het trots gemoed
als in een bal doen zinken
en de gravin haar deugd en goed
in held en glans doen blinken

24
als de gravin nu zeven jaar
met haar zoontje in het bos te gaar
den heer had gebeden
dan toonde god in het openbaar
haar deugd en zuiverheden

25
eens dat de graaf was op den jacht
werd hem van Trier een brief gebracht
en dat met een expresse
hoe daar verbrand was met beklacht
ene oude toveresse

26
zij had al stervende belied
dat zij door Golo aangebied
den graaf snood had bedrogen
het kwaad van de gravin gezeid
was allemaal gelogen

27
den graaf schoot dan in gramschap groot
hij stak vooreerst den schelm dood
nam d'andre twee gevangen
tot Trier van 't hof met schande groot
hebben ze hun loon ontvangen

28
met ossen van elkaar gerukt
die de gravin hadden verdrukt
verraders wilt hier leren
hoe meest het verraad altijd mislukt
door straffen van den heere

29
den graaf verging in tranen zeer
hij riep: ontferm mij o heer
ik heb mijn vrouw doen sterven
mijn eigen zoon mijn kindje teer
waar zal ik troost verwerven

30
maar god verhoorde zijn geklacht
terwijl de graaf eens was op jacht
den e'eldom afgeweken
hij zag zijn zoontje onverwacht
hij dacht zijn hart zou breken

31
hij liep hem na terwijl hij vlucht
tot bij zijn moeder zeer beducht
in hare kuil van binnen
zij sprak: wat hoor ik voor gerucht
wat zal ik gaan beginnen

32
den edelen graaf riep overluid:
ach waarde vrouw ach kom eens uit
komt uit uw kuil naar boven
ik hoor het aan uw zoet geluid
'k mag u mijn vrouw weer loven

33
ik ben te naakt het doet mij leed
anders was ik terstond gereed
bij u mijn graaf te treden
hij sprak daar is mijn jagerskleed
bedek daarmee uw leden

34
zij kwam te voorschijn met haar zoon
het hert verliet ook zijne woon
en kwam den graaf te strelen
hij spra:k o god 't is overschoon
'tgeen gij mij wilt bedelen

35
hij viel ter aarde voor haar neer
hij sprak: mijn liefste vrouwe teer
wil mijn misdaad vergeven
zij sprak sta op mijn graaf en heer
gij hebt mij nooit misdreven

36
zie hier ons zoontje voor u staan
de graaf zag het zeer minzaam aan
en kuste hem op zijn wangen
kom, sprak hij, laat naar 't hof ons gaan
wat doen wij hier zo lange

37
hij stak 't trompet in 't bos waarin
zijn macht vergaarde blij van zin
men kwam uit alle wegen
zij wensten aan de palsgravin
veel heil geluk en zegen

38
nooit blijder dag heeft Trier gehad
geheel het hof en heel de stad
waren verblijd zo zere
de graaf zijn min en trouw hervat
loofde den heer der heren

39
bij de spelonken in het woud
hebben zij een kapel gebouwd
tot eeuwige memorie
waar Genoveva blinkt als goud
dit is een ware historie

Opname: Zundert, Antonia Marijnissen-de Bruyn, maart 1982

De tekst van dit lange historielied is voornamelijk verspreid via liedbladen en liedboekjes. Deze versie is zeer waarschijnlijk overgenomen uit De zingende Leeuwerik, een liedbundel van Frans Rombouts uit 1917. Daar is de titel van het lied Schoon en deugdelijk Historie-lied van de Palfzgravin Genoveva getrokken uit een ouden goegekeurden Historie-boek. Enkele andere optekeningen die ik maakte van deze dichting (Prinsenbeek, Jo Vissers-Struijs, 1982; Achtmaal, liedschrift van Joh. Dictus-de Bruin; Schijndel, liedschrift uit 1935 van fam. van Roy-van Heeswijk) gaan terug naar dezelfde bron en verschillen niet of nauwelijks van de door Frans Rombouts afgedrukte tekst. De melodie vertoont nog enige verwantschap met de door E. de Coussemaker in Frans Vlaanderen opgetekende, oude melodie. Frans Rombouts geeft in zijn liedbundel aan, dat het lied gezongen werd op de wijze Mijn hartje geeft zoo menig zucht, een melodie die volgens Fl. van Duyse (Het oude Nederlandsche lied, Eerste deel, blz. 259) al voorkomt in Theodotus' Paradijs der geestelijcke en kerckelijcke lofsanghen (1621) en in De geestelijcke vryagie (Brussel 1624).
Er waren nog andere dichtingen van het verhaal in omloop. Zie daarvoor het eveneens door Frans Rombouts uitgegeven Merkwaardig historisch Beschrijvingslied van de Paltsgravin Genoveva van Brabant op de wijze van Hoe helder de zon (Kroniek van De Kempen, deel 3, blz. 165) en voor nog een andere dichting Liederen en dansen uit de Kempen, blz. 564).
Volksprenten met beelden uit het verhaal sierden de wanden in de woningen.

Ik geef hier nog de zangwijze van Jo Vissers-Struijs te Prinsenbeek.





Voor aanvullingen, aan- of opmerkingen info@volksliedarchief.nl
© Harrie Franken Liedarchief Weebosch-Bergeijk