O wat verdriet en tegenslagen
[Arch. nr. 1584-01]



1
o wat verdriet en tegenslagen
de meisjes houden de gek met mij
zo zal ik nooit getrouwd geraken
ze stellen allen d'r gat naar mij
en het spreekwoord zegt altijd
als ge met een meisje vrijt
doet dan een schoon tenueke aan
anders hebt ge gauw gedaan

2
des zondags sta ik geheel te klagen
o wat verdriet dat past mij niet
met mijne jas kan ik wel slagen
de slippen hangen tot aan mijn hiel
en in mijn broek daar staat een gat
zo roepen de meisjes uit de stad
hij zal wel naar de hoogmis gaan
hij heeft zijne pittelaar aan

3
ik ging toen naar een schoon hotelle
met schone meisjes als een fee
ik kon ze bijna niet meer tellen
ik dacht hier gaat er wel een van mee
maar toen kreeg ik er op mijn klak
ga weg met uw processiefrak
ik zie zo'n vrijer niet meer staan
met zo 'n pittelaar aan

4
ik liep naar huis vol van kolère
al op de hakken van mijn sloven
en mijne jas die ik wegsmeerde
door het venster hoog van boven
maar ik kreeg toen weer wat moed
ik dacht mijnheer dat staat mij goed
mijn broek die is wel wat te breed
maar dat is goed voor het zweet

5
ik ging toen weer een straatje verder
tot ik weer wat anders vond
daar hoorde ik de meisjes zeggen
o wat is die jongen pront
maar houd eens goed zijn broek in 't oog
daar loopt iets van achter door
ze riepen allen van enen pas
hij komt van het zemelras

6
ik dacht hier toch niet lang te blijven
of anders geraak ik in 't net
ik had daar meer dan twintig wijven
en jonge meisjes aan mijn nek
ik luisterde naar hare toon
we zullen hem binden aan een koord
ik wed dat ik van zo'n grote wan
een schone mantel maken kan

7
toen stond ik daar op straat te wenen
ik durfde niet naar huis te gaan
want heel 't mesjien van peer het gene
dat hing eruit het was volle maan
toen kwam er dan ook een gendarm
die pakte mij meet mijnen arm
ik kreeg geen pardon het was te laat
mijn broek was uit de naad

Dit kluchtlied stamt ontegenzeglijk van een Vlaamse marktzanger. Tot in de vijftiger jaren van de twintigste eeuw waren zij nog actief op de Vlaamse markten. Ik kon het lied dat Antonia Marijnissen-de Bruyn mij in 1982 te Zundert voorzong vergelijken met een optekening die ik maakte bij haar zus Johanna Dictus-de Bruyn te Achtmaal. De verschillen waren miniem, zodat ik onduidelijke woorden niet kan toelichten. Peer het gene (str. 7, r. 3) heet bij haar Peer hegene. De melodie was populair bij kluchtliederen (vgl. o.a. Liederen en dansen uit de Kempen, blz. 266: Duiveljan, opgetekend te Retie).

Voor aanvullingen, aan- of opmerkingen info@volksliedarchief.nl
© Harrie Franken Liedarchief Weebosch-Bergeijk