Rozalien en Ferdinand
[Arch. nr. L6081-02]



1
schoonlief ontwaak en hoor mijn bitter klagen
't is uwe vriend die u zo teer bemint
-
-
het is nu drie jaar lang
dat wij elkaar beminnen
het is al tegen mijn ouders dank
dat wij zijn in bedwang

2
wien hoor ik hier die mij hier komt ontrusten
al in de nacht en al met een zo vals gedacht
vertrek van hier want ik heb gene lusten
ik heb volstrekt geen jonkman in mijn gedacht
want door uw zoet gevlei
en uw schoon spreken
zoudt gij mij brengen al in 't geween
maar ik blijf liever alleen

3
ach Rozalien gij moet zo stuur niet spreken
keer uwe zinnen en verander uw gedacht
want uwe schoonheid staat in mijn hart geschreven
uit ware liefde en voldoe aan mijn geklag
hier is mijne hand op trouw
en ik zal u nooit verlaten
ik zweer het u bij zon en maan
ik zal u getrouw bijstaan

4
ach Ferdinand wat spreekt gij schone woorden
maar al uw gevlei en dat is voor niets gezei
vertrek van hier jij kunt mij niet bekoren
want die jonkmans en die steken zo vol venijn
zoek op een ander uw profijt
ik ben te jong van jaren
ga naar een andere meid
ik blijf in de liberteit

5
ach Rozalien als ik u dan moet derven
neem ik mijn afscheid ja voor eeuwig en altijd
want uw schoonheid dat doet mijn jonk hart sterven
ik zeg vaarwel adieu en zo neem ik mijn afscheid
adieu gij valse maagd
gij zult nog naar mij vragen
wanneer het ja zal zijn te laat
als gij mij zo versmaadt

6
ach Ferdinand ik moest u horen spreken
ik hoor alsdat gij nog liefde voor mij draagt
het was maar om te horen uwe reden
want die jonkmans en die zijn zo vals van aard
hier is mijn hand op trouw
en gij hebt mij overwonnen
nu treden wij samen in den trouw
als ware man en vrouw

Omdat de eerste strofe niet compleet is, heb ik de melodie gegeven bij de derde strofe. Het lied werd me in 1985 voorgezongen door Martina van Tillart-Breeuwer te Nijnsel. Een tweede optekening van dit lied stamt uit het liedschrift van haar moeder. Daar ontbreken (dus) ook de derde en vierde regel van de eerste strofe. Het op de proef stellen van de geliefde was een geliefd thema in veel oude liederen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het zeer verspreide lied Een denneboom stond eens in een dal, waarvan ik zo'n vijftien optekeningen heb (zie Kroniek van De Kempen, deel 6, blz. 185, en Kroniek van De Kempen, deel 12, blz. 153), aan Er was eens een maagdeke vroeg opgestaan (zie Liederen en dansen uit de Kempen, blz. 126-127, Kroniek van De Kempen, deel 1, blz 120 Kroniek van De Kempen, deel 7, blz. 118) en aan Ach Rozalina die ik zo teer beminde (zie Liederen en dansen uit de Kempen, blz. 135, Kroniek van De Kempen, deel 16, blz. 158 en Kroniek van De Kempen, deel 19, blz. 148). In het liedschrift van mevr. Breeuwer (Uden) vond ik het lied Albert en Rozalien, dat waarschijnlijk een zelfde oorsprong heeft gekend, maar het gedeelte waarin blijkt dat het meisje haar geliefde op de proef stelt, ontbreekt. Dit lied was erg populair; ik kon het in Oost-Brabant 16 keer optekenen.

Albert en Rozalien [Arch. nr. L0740-09]

1 schoonlief ontwaakt 't is middernacht
staat op en laat uw minnaar binnen
het is Albert die naar u vraagt
schoonlief schoonlief mijn engelinne
|: het is Albert, Albert die naar u vraagt
schoonlief schoonlief aanhoor mijn droef geklaag :|

2 wien hoor ik hier al aan mijn pa;eis
wie komt er hier mijn nachtrust storen
het is Albert die naar u vraagt
geen jongeling kan mijn hart bekoren
|: vertrek van hier en laat mij maar met rust
ik heb voor u Albert geen minnelust :|

3 vertrek van hier met uw zoet gevlei
ik heb volstrekt voor u geen zinnen
want ik bemin de eenzaamheid
ik wil ook steeds mijn ouders minnen
|: mijn ouders die staan in mijn hart geplant
daarom Albert maakt u maar gauw van kant :|

4 ach moet ik dan zo henen gaan
moet ik u dan voor eeuwig derven
dan zal ik storten een droef getraan
voor u voor u zo wil ik sterven
|: ik zeg adieu schoonlief dan voor altijd
voor mij zal nooit geen ander lief zijn :|


Voor aanvullingen, aan- of opmerkingen info@volksliedarchief.nl
© Harrie Franken Liedarchief Weebosch-Bergeijk