Want toen ik moest gaan loten
[Arch. nr. L1466-01]



1
want toen ik moest gaan loten
toen viel ik in mijn lot
mijn plezier dat was verdwenen
ja mijn verdriet brak aan
doch zij sprak minnaar vaarwel
vreest er voor geen gevaar
|: ik zal wel op je wachten
al wordt het ook vijf jaar :|

2
toen ben ik in dienst getreden
al voor twee jaren lang
het was tegen mijn zinnen
ja tegen wil en dank
toen schreef ik enen brief
al naar mijn zoetelief
|: ik schreef voor de tweede keer
maar ik kreeg geen antwoord meer :|

3
toen ben ik in verlof getreden
al voor een dag of tien
om haar nog eens te spreken
en haar nog eens te zien
doch ze sprak: vaarwel minnaar
blijf er bij mij niet staan
|: want ik wacht op geen soldaat
die er met eenieder gaat :|

4
toen ben ik voorgoed naar huis gekomen
met een hart vol druk en rouw
al toen ik hoorde zeggen
alsdat zij stond op trouw
ik ging op haar staan wachten
al op een plaats alleen
|: daar deed ik mijne klachten
schoon lief hoe kan het zijn :|

5
toen meende ik het haar te wreken
ik nam mijn bajonet
om haar door 't hart te steken
maar toen werd 't mij belet
al door twee officiers
die hielden mij toen aan
|: die hebben mij gebonden
en naar 't bureau gedaan :|

6
en op 't bureau gekomen
kwam zij nog eens bij mij
met een hartje vol verlangen
en ik sprak: ach valse meid
wat hebt ge mij gezeid
|: moet ik nu treuren acht jaar tijd
waar gij de schuld van zijt :|

Veel jongelui die verkering hadden, zagen op tegen de lange diensttijd die hen te wachten stond. Het gebeurde maar al te vaak, dat het meisje met een ander ging; zo vaak kwamen ze ook niet met verlof. Ook dit lied verhaalt van zo'n verbroken verkering, waarbij het meisje ontrouw blijkt, ondanks haar belofte op de jongeman te zullen wachten. Een variant uit Liessel gaf ik eerder in Kroniek van De Kempen, deel 11 op blz. 145. Daar ook geef ik meer achtergrondinformatie, o.a. over de manieren waarop men aan de dienstplicht probeerde te ontkomen. Dit lied werd mij in 1984 te Loosbroek voorgezongen door Toon en Regien Gevers. Hoewel de tekst van de Liesselse versie me oorspronkelijker lijkt, is bij deze Loosbroekse versie toch de achtregelige strofenstructuur behouden gebleven. Die vinden we ook bij de overige optekeningen bij Victoria Daems te Dessel (1976) en bij Albert v.d. Berg te Heesch (liedschrift uit 1910).


Voor aanvullingen, aan- of opmerkingen info@volksliedarchief.nl
© Harrie Franken Liedarchief Weebosch-Bergeijk