Wat er op de Neerkant is geschied
[Arch. nr. L1506-01]



1
|: komt vrienden luistert eens naar mijn lied :|
wat er op de Neerkant is geschied
faladeritse liederoede liederoede ralala
wat er op de Neerkant is geschied
faladeritsela

2
|: d'r waren twee meisjes zo hups en fijn :|
die er zo graag gevrijd zouden zijn
faladeritse liederoede liederoede ralala
die er zo graag gevrijd zouden zijn
faladeritsela

3
|: twee jongens waren er naar toe gegaan :|
op de hoek van de gevel daar bleven ze staan
faladeritse liederoede liederoede ralala
op de hoek van de gevel daar bleven ze staan
faladeritsela

4
|: en zij riepen: ach meisjes kom eens hier :|
dat ik met u spreek een woordje drie of vier
faladeritse liederoede liederoede ralala
dat ik met u spreek een woordje drie of vier
faladeritsela

5
|: de meisjes waren toen opgestaan :|
hadden hunne vensters opengedaan
faladeritse liederoede liederoede ralala
hadden hunne vensters opengedaan
faladeritsela

6
|: en zij riepen: ach moeder kom eens gauw :|
ze hebben ons gebonden al aan een touw
faladeritse liederoede liederoede ralala
ze hebben ons gebonden al aan een touw
faladeritsela

7
|: de moeder kwam met een boos opzet :|
gij verdomde gekke fluiten waarom bliede ge nie te bed
faladeritse liederoede liederoede ralala
gij verdomde gekke fluiten waarom bliede ge nie te bed
faladeritsela

Het liedje werd mij in 1983 te Bakel voorgezongen door Mien van de Ven. Ik kon het enkel in Oost-Brabant optekenen (Bakel, Milheeze, Vessem, Someren-Heide, Deurne). Ook Ate Doornbosch (Onder de groene linde) tekende het alleen maar op in dat deel van de provincie. Het lied heeft dus een zeer beperkt verspreidingsgebied gekend. Eerder gaf ik al enkele versies van het lied in Liederen en dansen uit de Kempen (blz. 113) en in Kroniek van De Kempen, deel 16 (blz. 146).Om de langere regel (tweede regel van de laatste strofe) te kunnen zingen werd de zevende maat verlengd. De extra lettergrepen werden allemaal gezongen op zestiende noten zoals bij wat er op de.
Tussen de vijfde en zesde strofe zongen de Gezusters Bogaerts te Someren-Heide nog:

en den ene jonkman en die was zeer gauw
hij heeft ze gebonden aan een touw

In de Vessemse versie lezen we nog (eventueel in te vullen tussen de vierde en vijfde strofe):

en de meisjes waren al zo gek
dat zij nu kwamen al uit hun bed

Daar eindigt het lied met:

zotte bliksems die ge bent
waorum ligde nie mee oew kont in bed

Opvallend is dat de woorden van de moeder in alle versie in het plaatselijk dialect zijn.


Voor aanvullingen, aan- of opmerkingen info@volksliedarchief.nl

© Harrie Franken Liedarchief Weebosch-Bergeijk